De wetenschap van de islam

000b07
Boeken over wetenschapsgeschiedenis springen van de oude Grieken vaak meteen door naar de late middeleeuwen. ‘The enterprise of science in islam’ zal voor velen dan ook een kennismaking zijn met een volstrekt nieuwe wereld.

In westerse boeken over de geschiedenis en filosofie van de wetenschap komen moslims er bekaaid vanaf. De filosofen Ibn Sina (Avicenna) en Ibn Rushd (Averroës) worden meestal wel genoemd als belangrijke inspiratoren voor de middeleeuwse scholastiek, en als je geluk hebt al-Khwarizmi (Algoritmus, bekend van zijn boek ‘al-Jabr’, ‘Algebra’) voor zijn wiskundige methoden, maar dan heb je het wel zo’n beetje gehad.

Op zich valt daar wat voor te zeggen. De wetenschappelijke traditie van de jonge moslimwereld zo rond het jaar 1000 wordt voor een belangrijk deel bepaald door de erfenis van Plato, Aristoteles en Euklides. De discussies die dat oplevert, in de context van een wereld waarin het theologische wereldbeeld de norm is, lijken verdacht veel op de discussies die zich een paar eeuwen later in West-Europa afspelen. Wie beide periodes behandelt, doet dus het nodige dubbel. Toch maken juist die parallellen van de essayverzameling ‘The enterprise of science in islam’ een intrigerend boek.

Maak bijvoorbeeld kennis met Ibn al-Haytham (Alhazen), mathematicus en astronoom te Cairo (965-1039). Vijf eeuwen voor Copernicus beredeneert hij al dat Ptolemaeus’ model, waarin planeten rond de aarde draaien, niet deugt. Hij verzuimt alleen om een nieuw model op te stellen. Dat kan zijn omdat hij het ook erg druk had met zeven boeken over optica, waarin hij niet alleen de Grieken napraat, maar ook experimenten doet.

In een simpel experiment houdt hij een naald dicht bij zijn oog en merkt op dat de hele muur voor hem toch zichtbaar is, ook het deel dat zich logischerwijs achter de naald zou moeten bevinden. Kennelijk buigt het oog licht af. Hij doet ook wat uitstapjes naar wat we nu psychologie zouden noemen in zijn verhandeling over het schatten van afstanden. Overigens circuleerde het werk van al-Haytham tijdens de middeleeuwen op grote schaal in Europa en oefende grote invloed uit op bijvoorbeeld Johannes Kepler.

Een volledig hoofdstuk in ‘The enterprise of science in islam’ gaat over de betekenis van al-Haythams werk. Daarnaast bevat het boek onder andere hoofdstukken over zuivere wiskunde, architectuur (met name rekenmethoden voor oppervlakten en volumes van gebouwen) en de ontwikkeling van de tien Arabische cijfers die de Romeinse cijfers zouden verdringen. Hoe dat laatste precies in zijn werk ging, is merkwaardig genoeg niet bekend: ergens heeft iemand om onbekende redenen zitten sleutelen aan 6, 7 en 8. Manuscripten ontbreken, zodat het waarschijnlijk altijd gissen zal blijven of de 8 misschien bestaat uit twee o’s (van octo), waarna meteen de vraag volgt hoe het komt dat de 8-vorm ook weer opduikt in latere Arabische manuscripten.

Hoewel wetenschappers niet in bijzonder hoog aanzien stonden in de islamitische wereld, ging het vanaf de dertiende, veertiende eeuw pas bergafwaarts met hen. Net als in Europa aan het begin van de middeleeuwen verloor men simpelweg de belangstelling ervoor, ten faveure van theologische vraagstukken. Dankzij de handel en de kruistochten had Europa de Griekse erfenis op dat moment al opgepikt en zou die vanaf Copernicus tot grote hoogten ontwikkelen – waarbij je meteen de observatie kunt plaatsen dat de westerse en islamitische werelden in intellectueel opzicht dus pas een eeuw of vijf geleden uit elkaar zijn gaan groeien, na eeuwenlang min of meer parallel opgetrokken te zijn.

‘The enterprise of science in islam’ is duidelijk geschreven voor vakbroeders, hoewel de verschillende auteurs hun best doen steeds de bredere context mee te nemen. Daardoor is het boek ook interessant voor lezers zonder voorkennis van dit stukje wetenschapsgeschiedenis, dat overigens pas sinds 1980 serieus bestudeerd wordt. Voordien was bijna alle kennis indirect, uit middeleeuwse vertalingen in het Latijn.

Een nadeel van het boek is wel dat de opzet in essays weinig ruimte biedt voor een schets over de volle breedte van de Arabische wetenschap. Daarvoor hadden de samenstellers, Jan Hogendijk (Universiteit Utrecht) en Abdelhamid Sabra (Harvard), best wel wat meer bladzijden mogen uittrekken, want het onderwerp verdient het om wat meer in het populaire geheugen wortel te schieten.

Jan Hogendijk en Abdelhamid Sabra (samenstelling), The enterprise of science in islam; new perspectives. MIT Press, 2003.