Naar Tomohon (6): Kathmandu

In 2004 trok ik vier maanden uit om over land te reizen van mijn huidige woonplaats Rotterdam naar Tomohon, het dorp in Indonesië waar ik opgroeide. Alles bij elkaar schat ik het op zo’n 25.000 kilometer, afgelegd met de trein en bussen van alle formaten, per taxi, jeep, op boten en veerpontjes, en natuurlijk te voet. De thuisblijvers stuurde ik af en toe een nieuwsbrief.

Geografisch gezien ben je geneigd Nepal als een soort verlengstuk van India te zien, maar als je er eenmaal bent, zie je toch enorme verschillen. Dat komt voor een belangrijk deel omdat de voornaamste bevolkingsgroep, de Newari, van zuidoost-aziatische origine is. Dat uit zich behalve in de gezichtstrekken bijvoorbeeld ook in de gewoonte om kinderen tot een jaar of vijf zonder broekje de straat op te sturen en om baby’s in het openbaar de borst te geven.

De Kathmandu-vallei is een soort Randstad, een conglomeraat van aan elkaar gegroeide dorpen en steden, met daartussen landbouwgrond. Werkelijk geen vierkante meter blijft ongebruikt. Een niet onaanzienlijk deel van dat gebruik is voor tempels en kapelletjes. In de oude steden Kathmandu, Patan en Bhaktapur struikel je er bijkans over. Ze zijn hindoeistisch of boeddhistisch, maar meestal een mengsel van beide. Al die tempels en kapelletjes, hoe minuscuul ook (soms weinig meer dan een nis op een straathoek) worden intensief gebruikt. Dat kun je zien aan de hoeveelheid verse oranje of rode pasta die erop gesmeerd is.

Een van de interessantste tempels ligt echter in de heuvels ten zuiden van Kathmandu. Deze is gewijd aan de moedergodin Kali. Toen ik er was, speelde zich net een ritueel af dat begon met veel luiden van bellen en eindigde met een stoet gelovigen die offerandes brachten, varierend van kommetjes rijst, bloemen en banaan, tot enkele hanen en een geitje, wier bloed over het beeld van de godin gesprenkeld werd.

Crematie

Bij de belangrijkste tempel van Nepal, even buiten Kathmandu (waar vorige week overigens nog een maoistische bom is afgegaan) spelen zich net als in Varanasi aan de rand van de rivier openbare crematies af. Alleen is hier aan de overkant een tribunetje gebouwd, zodat je het goed kunt volgen. Eerst wordt een brandstapel gebouwd. Dan wordt het lichaam erop gelegd, gewikkeld in een doek en gedompeld in het heilige rivierwater. Vervolgens wordt er meer hout opgestapeld, waarna de stapel aangestoken wordt met stro. Wanneer de wind dan jouw kant op staat, is het toch een merkwaardige gedachte dat dit dus de geur van mens op de barbecue is.

In zijn algemeenheid is de Nepalese religieuze traditie tantrisch. Naast een wonderbaarlijke vermenigvuldiging van hoofden en armen op een enkele romp betekent dit ook dat een tempel niet echt compleet is zonder dat tenminste één geslachtsdeel duidelijk is weergegeven. De voorkeur gaat echter uit naar meerdere, met uitbeelding van de verschillende gebruiksmogelijkheden. De spirituele betekenis van het pornografische houtsnijwerk is mij niet helemaal duidelijk. Ik heb wel erg gelachen om de afbeelding van twee olifanten in de missionarisstand.

Voor de Rotterdammers onder ons heb ik een belangrijke ontdekking gedaan: Patan heeft een Pim Bahal. Een Bahal is een heiligdom, doorgaans gewijd aan een reïncarnatie van de boeddha. Uiteraard schoot mij toen onmiddellijk de opmerking van het gewaardeerde raadslid Kneepkens te binnen, gedaan tijdens het hoofddoekjesdebat, of kale hoofden soms gezien moesten worden als een ontoelaatbare uiting van boeddhisme. Tel daar nog eens de tantrische traditie van het Nepalese boeddhisme bij op en de cirkel is volgens mij rond.

Lees verder