Voedselbank Tussen Wal en Schip

006
Stichting Tussen Wal en Schip in Bergen op Zoom, die naast voedsel ook kleding en andere goederen uitdeelt, groeit als kool. Dat is tegelijk goed en slecht nieuws. Overheidsinstanties maken graag gebruik van de diensten van Jac Boschman, maar dat levert niet direct boter bij de vis op. ‘Ze geven wel 40.000 euro uit om een boompje te verplaatsen. Daar kan ik bijna een jaar van draaien.’

Jantien is haar uitkering kwijt, omdat ze door haar broer in elkaar is geslagen. Dat is zo gekomen. Eerst was ze naar de dokter gegaan, maar die had haar doorverwezen naar het ziekenhuis, waar ze aan haar neus geopereerd werd. Toen moest ze een gezichtsmasker op en daarmee durfde ze de straat niet op. Daardoor heeft ze een afspraak bij het CWI gemist. Dus werd haar uitkering stopgezet. Dat was twee maanden geleden. Omdat de rekeningen wel bleven binnenkomen, zit ze nu in de schulden.

Toen ze vorige week voor het eerst bij Tussen Wal en Schip (TWeS) kwam, durfde ze het hele verhaal niet te vertellen, maar vrijwilliger Jan Hornman was onverbiddelijk: pas als je al je papieren meegenomen hebt, kom je in aanmerking voor voedselhulp. Nu hij meer weet, gaat Jan ook proberen of hij de gemeente zo ver kan krijgen de uitkering weer te hervatten.

Anke is een vrolijke meid van halverwege de twintig die haar papierwinkel goed op orde heeft. Ze heeft een man en drie kinderen in de luiers. En ze heeft schulden. Haar budget is volledig uitgebeend. Ze redt het niet. Met haar is Jan snel klaar: ze zit ver onder de inkomensgrens die TWeS hanteert voor voedselhulp. Dat geldt ook voor haar moeder, die door Anke is meegesleurd. Jan neemt haar bankafschriften door, op zoek naar schulden, die er niet zijn. Vaste lasten worden al ingehouden. Ankes moeder heeft 125 euro per maand te besteden voor kleding en voedsel. Omdat ze laatst een nieuwe bril nodig had, komt ook zij niet meer rond. De zus van Anke is al langer klant van TWeS. Een oudere heer die meer medicijnen nodig heeft dan het ziekenfonds vergoedt, komt informeren of hij misschien ook in aanmerking komt.

Het is deze avond uitzonderlijk beroerd weer buiten. De gebruikelijke rijen bij de voedseluitdeling blijven uit – veel mensen gokken dat het morgen beter zal zijn en met een scootmobiel de straat op is sowieso levensgevaarlijk. Toch schrijft Jan zes nieuwe cliënten in. ‘Iedere maand vallen er tien af, maar komen er twintig bij’, mijmert Jac Boschman, de drijvende kracht achter TWeS. ‘We hebben nu 450 mensen die we van voedsel en kleding voorzien.’ De cliënten betalen tien euro per maand voor voedselhulp.

Krabsalade

Eerder op de middag, als de hectiek nog moet beginnen, laat vrijwilligster Ada Verhagen de loods zien waar Tussen Wal en Schip zetelt. De stichting is bijzonder omdat ze niet alleen een voedselbank is, maar werkelijk alles in huis heeft. Kleding, meubelen, speelgoed. ‘Cliënten die iets nodig hebben, maken een lijstje en dan kijken wij of we iets hebben’, vertelt Ada. Cliënten mogen niet zelf in de spullen neuzen. ‘Mensen stelen’, stelt Ada mismoedig vast, ‘zelfs als ze het gratis meekrijgen, wanneer ze erom vragen.’

Een ruimte in de loods is volgestouwd met ijskasten en vrieskisten. Hier bewaart TWeS de voorraad bederfelijke goederen. Er zijn altijd kisten vol brood en ook aan salades is geen gebrek, dankzij een vast leverancier. Prima spul, er zit soms heuse krabsalade tussen, alleen moet hij binnen drie weken opgegeten worden. Als de datum zo dichtbij komt, willen supermarkten het al niet meer hebben. Sommige voedselbanken hebben moeite om aan goederen te komen, maar in West-Brabant speelt dat gelukkig niet. Wel is het jammer dat TWeS geen geld heeft om de geïsoleerde voormalige aardappelopslag om te bouwen tot een heuse koelcel, zegt Ada.

Door het slechte weer is de vrachtwagen uit Tilburg verlaat. Die moet wel arriveren voor de cliënten komen. Bovendien moet hij eigenlijk voor vijf uur terug zijn bij de verhuurder. ‘Onze eigen wagen is kapot, maar we hebben geen geld om hem te repareren’, zegt Jac. ‘De eerste keer dat we een wagen huurden, reden we hem meteen kapot. Gelukkig vond de verhuurder ons werk zo belangrijk dat we meteen een andere meekregen.’
Toen de provincie onlangs besloot voor de komende twee jaar 2,6 miljoen euro voor armoedebestrijding uit te trekken, zag Jac het al helemaal voor zich: een kleine vloot koelwagens voor de veertien voedselbanken die Noord-Brabant rijk is. Dan konden ze ook voedsel uitwisselen om overschotten en tekorten te egaliseren. ‘Maar ze besloten het geld aan de gemeenten te geven. Die gaan daar natuurlijk weer onderzoekjes van doen om vast te stellen of er wel armoede is. Als ik twee euro per cliënt van dat geld zie, heb ik geluk gehad.’

Het is niet zijn enige aanvaring met de politiek. Vorig jaar kreeg TWeS 50.000 euro subsidie. Dit jaar raakte de aanvraag zoek en ontkende de wethouder dat de gemeente van de diensten van TWeS gebruik maakte, terwijl de directeur van de sociale dienst beweerde veel cliënten rechtstreeks door te sturen. Boos: ‘Hoe gaan we nu de huur betalen? Echt niet van die tien euro per maand die onze cliënten betalen, hoor. Nee, in de politiek heb ik weinig vertrouwen meer.’

Saté

Dan komt eindelijk de vrachtwagen. Het is inmiddels half zes. Razendsnel worden de goederen, onder andere melk, potjes groenten en ingevroren saté, uitgeladen en op planken achter de uitgiftebalie opgestapeld. Twee raadsleden van het CDA helpen even mee. Zij zullen over twee weken een hele dienst draaien, zodat de vrijwilligers van TWeS naar een prijsuitreiking kunnen. Over belangstelling heeft de stichting namelijk geen klagen. Ze kregen een pagina in de Telegraaf en het journaal kwam ook al eens langs.
Terwijl de eerste cliënten binnendruppelen – vanwege de sneeuw is de deur alvast opengezet – gaan de vrijwilligers snel eten. De saamhorigheid is een belangrijke motivatie voor de groep. De kantine hangt vol knipsels en oorkonden. Na de nominatie voor de Ab Harrewijn Prijs in mei kwamen er nog weer twee bij. Van Thuiszorg kregen ze 3000 euro. Jac Boschman: ‘Daar zien ze het direct als mensen bij ons komen. Dan is er bijvoorbeeld weer zeep en tandpasta. En de kinderen krijgen ontbijt.’

Een van de vrijwilligers is Wilfred. Hij kwam binnen als cliënt en organiseert nu onder andere een benefietfeestavond. Hem heeft TWeS ook sociaal weer op de kaart gezet. ‘Ik werkte voor Rijkswaterstaat, maar ben door privé-problemen mijn baan kwijtgeraakt’, vertelt hij. ‘Door de privatisering wordt veel van dat werk tegenwoordig door ingenieursbureaus gedaan en die willen niet iemand die in de wao heeft gezeten.’ Sinds hij TWeS ontdekte is Wilfred alweer vijf kilo aangekomen. ‘Een goed teken.’

Het zijn die goede tekens die de vrijwilligers van TWeS gaande houden, ook nu de eigen financiële trubbels het werk niet altijd tot een pretje maken. Het is ijskoud in de loods, als de voedseluitdeling van start gaat. Jac zet in een spreadsheet een kruisje achter de naam van mensen in de rij, voor die langs de balie gaan om hun spullen in ontvangst te nemen. Een paar allochtonen, maar vooral blanke Nederlanders. Nieuwkomers stuurt Jac door naar Jan. Iemand met een kapotte jas krijgt meteen een nieuwe aangemeten. Het is niet een echt opgewekte bende, maar dat kan ook aan het weer liggen. Wilfred bezweert dat er vaak genoeg een vrolijke sfeer hangt. Bij TWeS kom je niet alleen leeftocht halen, je komt er ook bekenden tegen.

‘Laatst hadden we hier een jongeman van 24 jaar’, vertelt Jac. ‘Hij was afgekickt, helemaal clean, maar toen hij naar het CWI ging voor een intake gesprek, konden ze hem niet helpen, omdat hij geen vast adres had. Hij sliep bij vrienden. Toen hebben wij gezegd: als je serieus werk van je leven wilt maken, mag je hier je adres hebben. Een week later had-ie een baan. Mooi hè?’

(namen van cliënten zijn gefingeerd)

Eerder verschenen in De Linker Wang, december 2005.