J.M. Coetzee – The childhood of Jesus

Een man en een kind arriveren in een nieuw land. Ze krijgen nieuwe namen, nieuwe geboortedata. Hun hele verleden worden ze geacht te vergeten. Maar de man heeft een missie: het kind terugbezorgen bij zijn moeder. Geen enkele aanwijzing heeft hij, alleen de overtuiging dat hij haar zal herkennen zodra hij haar ontmoet. Met dat gegeven grijpt Nobelprijswinnaar J.M. Coetzee je beet in de eerste pagina’s van zijn jongste roman The childhood of Jesus.

Het is verleidelijk te zoeken naar bijbelse parallellen in dit boek, of het te vergelijken met Don Quixote, waar het kind uit leert lezen. Maar ik moest voortdurend denken aan Aldous Huxley’s Brave New World. Ook die speelt zich af in een perfect georganiseerde maar kille samenleving, waarin een eenling tast naar een geluk dat hij niet kan vinden door zich aan de conventies te onderwerpen.

De man vindt de moeder van het kind, of liever gezegd: een vrouw die graag de moeder van het kind wil zijn. Het kind laat het allemaal gebeuren, maar komt zelf in botsing met de maatschappij als hij zich op school weigert te onderwerpen aan de conventies. Huxley’s roman eindigt met de zelfmoord van de hoofdpersoon, Coetzee laat het drietal op de vlucht slaan.

Een warme verteller is Coetzee nooit, dus ook niet in The Childhood of Jesus. Die stijl is echter meer op zijn plaats in kille vertellingen als Disgrace en Life and times of Michael K. De personages in The childhood of Jesus vragen om empathie, die ze van hun schrijver niet krijgen. Dat is jammer, maar je realiseert het je pas zodra Coetzee je op de laatste, enigszins onbevredigende pagina’s weer loslaat.