Stadsverhalen: parels uit de stad

In het kader van Rotterdam Culturele Hoofdstad 2001 voerde ik ooit de eindredactie over boekjes met stadsverhalen uit tien Rotterdamse wijken: Spangen, Bospolder-Tussendijken, Pendrecht, Bloemhof, Noordereiland, Afrikaanderwijk, Vreewijk, Delfshaven, Bergpolder en Oude Noorden. Ze werden indertijd verspreid via museumwoningen in de stad.

Onlangs las ik ze weer eens door, omdat we met Rotown Magic een cultuurplanaanvraag aan het schrijven zijn waarin verhalen uit de stad een belangrijke rol spelen. Met festivals, talkshows en gesprekken willen we vier jaar lang een beeldend en literair portret van Rotterdam schetsen. Daarover later meer.

Hoe dan ook, ik haalde die oude boekjes uit de kast als staalkaart van het soort verhalen dat je uit de oude wijken opdiept. Wat opvalt is het optimisme – het was nog voor de Fortuijn-revolte – en tegelijkertijd de onverbloemdheid. Je kon nog gewoon zeggen wat er goed en fout ging in de stad zonder in een kamp te belanden. Een van mijn favoriete citaten, van een ouder echtpaar uit Spangen:

Wij hebben eerst de komst van Spanjaarden en Italianen meegemaakt, die werden gehaald door Cornelis Verolme, de scheepsbouwer. Daarna kwamen de mensen uit Joegoslavië, metaalbewerkers, lassers, dat was de volgende anderstalige instroom. En toen zo rond 1970 kwamen de Turken en Marokkanen. Al die mensen zijn zomaar de wijk ingegooid. Tegenwoordig zijn er inburgeringscursussen, maar dat is dertig jaar te laat, en dan nog, wij als autochtone bewoners hebben ook nooit een cursus gekregen over hoe we moeten leven met al die nieuwe mensen uit andere culturen.

Ook heel instructief: de reportage uit Vreewijk, waar de komst van een asielzoekerscentrum tot de hoogste concentratie CD-stemmers van Nederland leidde. Commotie in het hele land, maar in de wijk marcheert alles gewoon door. De dames van de keuken in het buurtcentrum (“Onze zoons hebben buitenlands leren eten in het leger, maar hier serveren wij dat niet. Het menu is in al die jaren niet veranderd en daarom komen de mensen graag.”) zijn gewoon blij met de jonge Eritreeër die de aardappels voor hen stampt.