Sitting Bull, een kort verhaal uit Bunker Hill

Precies tien jaar geleden publiceerde ik voor het laatst fictie, het korte verhaal Sitting Bull in Bunker Hill, het inmiddels opgeheven literaire tijdschrift van de Bezige Bij. Het heeft de tand des tijds goed doorstaan, al zeg ik het zelf.

Pioneer Hotel

De tandeloze vrouw die het Pioneer Hotel beheert, neemt David op met een mengsel van wantrouwen en desinteresse. Het is een uur ’s nachts in Cheyenne, Wyoming. Er ligt zwaar tapijt op de vloer. De wanden hangen vol spiegels en schilderijen. Het is donker, niet alleen omdat het nacht is, maar ook omdat dat hoort bij vergane glorie. Veel zeggen doet de vrouw niet. Ze noemt alleen de prijs. Hij betaalt twintig dollar voor een kamer. Geen ontbijt. David knikt.

Hij loopt de trap op. Heeft alleen een kleine tas bij zich. Het is een houten trap. De eerste verdieping ziet er net zo cowboyachtig uit als de lobby. Er is een zithoek met zware, donkere meubelen. De zittingen zijn van pluche. Hij blijft even staan bij een groot schilderij. De scene toont de bizonjacht. Dit is het land van Buffalo Bill Cody. Hij sluipt door naar zijn kamer. Alle andere gasten slapen al. Hotels als deze hebben veel vaste bewoners, vaak oudere mensen. Die wil hij niet storen. Echt oude mensen weten misschien nog hoe chique het hotel was in zijn gloriedagen.

Sitting Bull

Naast de deur van Davids kamer hangt een schilderijtje van een Indiaan. Sitting Bull, staat eronder. Sitting Bull was een Dakota Sioux. Hij vocht samen met Crazy Horse bij Little Bighorn. Later gaf hij zich over en probeerde zijn verloren land spiritueel terug te winnen door zich aan te sluiten bij de secte van de ghost dance. In 1890 werd hij samen met honderden andere ongewapende Sioux doodgeschoten bij Wounded Knee. Dat staat er allemaal niet bij. Dit schilderij kan niet uit de pionierstijd zijn, bedenkt David. Toen werden de Indianen nog nauwelijks geromantiseerd. Behalve in de shows van Buffalo Bill. Hij vraagt zich af hoe de prent hier beland is.

Alles komt in orde, denkt David, terwijl Sitting Bull vastberaden toekijkt. Hij steekt de sleutel in het slot, draait hem om en gaat naar binnen. De kamer is klein. Opnieuw ligt er zwaar tapijt op de vloer. De gietijzeren radiator is koud. De elektriciteitsleidingen lopen zichtbaar langs de muren. Elektriciteit bestond nog niet toen het Pioneer Hotel gebouwd werd. Misschien was er toen gaslicht. Er staat een kleine televisie en er is een gebarsten wasbak. Ook is er een tweepersoons bed met een doorgezakt matras. Hij gaat op de rand zitten. Doet zijn schoenen uit. De vloer voelt zacht aan. Hij heeft kramp van het gaspedaal. De badkamer is op de gang. Daar zal hij zometeen heen gaan. Zelfs met airconditioning in de auto doet de prairie een aanslag op je energie.

Cinthy

Zijn vrouw heeft David verlaten. Ze nam de kinderen mee. Dat is nu alweer twee jaar geleden. Toen was hij veertig. Zijn vrouw heette Cinthy. Nu heet ze nog steeds zo, maar ze is zijn vrouw niet meer. Eigenlijk ging Cinthy helemaal niet weg. Ze zette hem het huis uit. Of beter: ze vroeg hem of hij asjeblieft weg wilde gaan. Ze waren uit elkaar gegroeid. Dat kon hij niet bestrijden. Maar hij was liever bij haar gebleven, gewoon omdat dat hoorde en omdat het prettig en vertrouwd was. Zulke grote ambities had hij niet. Toch stribbelde hij niet tegen bij de scheiding. Hij vond het vooral belangrijk dat het de kinderen aan niets zou ontbreken. Daarom betaalt hij nu alimentatie. En ook omdat het moet van de rechter.

David loopt op zijn sokken de gang op. De badkamers zijn om de hoek. Het ziet er allemaal ouderwets uit. De loodgieter is tientallen jaren niet langs geweest. Even duwt hij het gordijntje opzij om naar buiten te kijken. Er is niets te zien. Hij legt zijn handdoek op de rand van de wasbak. Dan kijkt hij even in de spiegel. Hij ziet er niet anders uit dan anders. Een man van in de veertig. Zijn haar begint een beetje dun te worden. Hij blijft kijken terwijl hij de knoopjes van zijn overhemd losmaakt. Er komt een wit hemd tevoorschijn. Hij moet een beetje op zijn gewicht letten, dat zou Cinthy zeggen. Maar ze is er niet meer om op hem te letten. Dat is zijn eigen schuld. David is naakt, op zijn horloge en zijn sokken na. Hij zucht, doet zijn sokken uit en stapt onder de douche.

Heel lang geleden, ver voordat er kinderen kwamen, ging David wel eens met Cinthy onder de douche. Dan zeepten ze elkaar helemaal in en wreven hun lichamen tegen elkaar. Een keer hadden ze zelfs sex geprobeerd, maar dat was erg onhandig. De douche was te klein. Sindsdien wachtten ze altijd tot ze weer droog waren. In het bed had je meer speelruimte. Hij moet glimlachen als hij daaraan terugdenkt. Het water is lekker warm.

Sinds Cinthy weg is gegaan, heeft David geen vrouw meer gehad. Het is er gewoon niet van gekomen. Soms verlangt hij daar wel naar. Maar meestal denkt hij terug aan Cinthy. Soms is hij ergens en ziet hij een aantrekkelijke vrouw, maar dan nog dwalen zijn gedachten vaak af naar Cinthy. Hij heeft moeite met afscheid nemen. Net na de scheiding had een van de secretaresses op zijn werk veel belangstelling voor hem. Ze was een zorgzaam type. Twee maanden later kreeg een collega een ongeluk en brak zijn been. Toen verschoof haar aandacht naar hem.

Hij draait de kranen dicht, pakt de handdoek en wrijft zijn haren droog. Dan de rest van zijn lichaam. Weer kijkt hij in de spiegel, niet omdat hij ijdel is, maar om iets te doen te hebben terwijl zijn lichaam een beetje uitdampt. Hij kleedt zich weer aan, de sokken als laatste. De sokken altijd als laatste. Hij haalt een kam door zijn haar. Rustig sluipt hij terug naar zijn kamer.

Belle

Het is bijna twee uur als David weer op straat staat. Hij gaat naar Sixteenth Street. Daar zijn de eettentjes die hij eerder zag. Hij loopt er een paar langs. Ze ogen allemaal leeg. Dan komt hij bij een diner waar het voller is. Daar gaat hij binnen. De neon van de Budweiser knippert. Hij kijkt om zich heen. Er zijn niet zoveel tafeltjes. Ze zijn allemaal vol. Aan het tafeltje helemaal in de hoek zit een vrouw alleen. Ze kijkt hem aan. Hij loopt naar haar toe. Hij kan wel wat gezelschap gebruiken.

“Is deze plek bezet?” vraagt hij.

Ga zitten, gebaart de vrouw.

“Ik ben David.”
“Belle.”

Even is David bang dat hij een zwijgzame gespreksgenoot getroffen heeft. Belle kijkt bedachtzaam uit het raam en dooft haar sigaret. Ze ziet er vermoeid uit. David weet dat hij er zelf ook vermoeid uitziet.

“Wat brengt jou hier, David?”
“Ik ben onderweg naar Utah.”
“Kom je uit het noorden?”
“Nee, uit Chicago.”
“Dat is ver weg.”
“Ja, dat is ver weg.”
“Je hebt zeker geen haast.”
“Waarom?”
“Omdat je hier bent. Als je haast had, was je over Denver gegaan.”
“Ik ga mijn ouders opzoeken.”
“Dat is mooi.”
“Ja. Zoek jij je ouders vaak op?”
“Soms,” zegt Belle. “Ze wonen ook hier in Cheyenne.”

De serveerster komt bij hun tafeltje. Ze is een vrouw van Davids leeftijd. Jonge vrouwen werken niet graag ’s nachts. Of als ze werken, dan is het in clubs waar uitsmijters vervelende mensen wegwerken. Niet in hun eentje open en bloot aan Sixteenth Street. Dat is vragen om moeilijkheden.

“Wat zal het zijn?”
“Heb je wat te eten?”
“Hamburger, uitsmijter, friet, hotdog.”
“Doe maar een hamburger en een biertje.”
“Doe mij nog maar een van je speciale cola’s, Linda,” zegt Belle.
“Okay,” zegt Linda voor ze wegslentert.
“Als Linda je kent, doet ze iets extra’s voor je in de cola,” legt Belle uit.

David knikt. Hij kijkt Linda achterna. Ze opent de koelkast en haalt een hamburger uit de diepvries. Eerst legt ze hem even in de magnetron, daarna gaat hij op de bakplaat, met een paar uienringen. Die haalt ze uit een plastic bakje naast de bakplaat. Terwijl de burger sist, snijdt ze alvast het broodje open.

“Ben jij een mormoon, David?” vraagt Belle.
“Waarom denk je dat?”
“Omdat je uit Utah komt. Mormoonse mannen mogen meerdere vrouwen hebben. Dat wist je vast wel.”
“Ja. Bij mij op school waren veel mormonen.”
“Was dat in Salt Lake?”
“Nee in Moab. Dat ligt in Canyonlands, dichtbij Colorado.”
“Ben je getrouwd?”
“Niet meer.”
“Ik net zo.”

Nu zijn we lotgenoten, denkt David. Allebei kennen we iemand die ons eerst steeds beter en daarna steeds minder begreep. Dat schept een band.

“Heb je kinderen?” vraagt David.
“Nee.”
“Ik wel.”
“Zie je ze nog?”
“Iedere twee weken.”
“Hoeveel?”
“Twee jongens en een meisje.”
“Dat is mooi.”
“Ja.”

Zo hebben ze alweer een gespreksonderwerp gehad. Linda komt met zijn hamburger. Hij zet meteen zijn tanden erin. Het sap druipt langs zijn vingers naar zijn polsen. Belle pakt een servetje en veegt de druppels op voor ze zijn overhemd kunnen bereiken. Ze glimlacht. Ook drinkt ze van haar cola. Het is al laat genoeg om zonder veel te zeggen toch van elkaars gezelschap te proeven.

“Wat doe je voor werk, David?”
“Ik ben ingenieur.”
“Dat is interessant.”
“Dat valt wel mee. Ik ontwerp elektronica.”
“Computers?”
“Nee, industriële apparaten.”
“Ik prak aardappels voor soldaten.”
“Wat?”
“Ik werk in de keuken van de legerbasis. Het is heel moeilijk om aardappels goed te krijgen, als er zoveel tegelijk in de ketel gaan.”
“Aha.”

David heeft zijn burger op. Nu begint hij aan zijn biertje. Dat smaakt goed na een hele dag op de prairie.

“Een soldatenvrouw,” constateert David, om maar iets te zeggen.
“Ja,” zegt Belle. “Mijn hele leven al. Mijn vader is sergeant op de basis.”
“Mijn vader was een ranger.”
“Was?”
“Hij is gepensioneerd. Maar hij kan erg slecht zonder zijn werk.”
“En daarom ga je naar hem toe.”
“Zo’n beetje.”

Vaders

David vraagt zich af of hij Belle zal vertellen over zijn vaders ziekte. Ze zou het erg vinden en met hem meeleven. Dat doen vrouwen graag. Hij besluit het voor zich te houden. Als hij medelijden wil, kan hij over Cinthy beginnen. Dat hij nog steeds van haar houdt, op zijn eigen vage manier. Dat hij haar aandacht mist.

“Je kijkt bezorgd,” zegt Belle. “Is er iets met je vader?”
“Ach nee,” liegt hij.
“Mijn vader is erg bezorgd. Over zichzelf. Hij is altijd bang dat hij een ongeneeslijke ziekte heeft.”
“Dat is ook erg.”
“Nee, dat is het niet. Hij zeurt iedereen de oren van het hoofd. Hij heeft aan allerlei militaire operaties meegedaan en nooit is hij bang geweest voor een kogel in zijn kop. Maar nu heeft hij nog twee jaar te gaan, rustig hier in Cheyenne, en prompt is hij benauwd dat hij doodgaat.”
“Dat is wel ironisch.”
“Dat is verdomd ironisch. Kun je je voorstellen dat het een hel is om bij hem langs te gaan?”
“Dus doe je dat niet.”
“Nee. Ik laat het allemaal aan mijn moeder over.”

Na het biertje neemt David nog een biertje. Belle neemt nog een speciale cola. Ze kijkt hem met haar dikke ogen nieuwsgierig aan.

“Hield jij veel van je vrouw, David?”

David begrijpt dat ze dit alleen vraagt, omdat ze zelf graag wil vertellen. Ze is dronken, maar hij vindt haar er niet minder sympathiek om.

“Ja, heel veel.”
“Nog steeds?”
“Ja.”
“Dat dacht ik al. Zo is het altijd het ergste. Dat was het ook met Brad en mij. Hij zat ook in het leger. Nu is hij dood.”
“Omgekomen tijdens een missie.”
“Nee, tijdens een oefening. Overreden door een pantservoertuig.”
“Wat spijt me dat voor je.”
“Ja. Vertel eens.”
“Wat?”
“Hoe was je vrouw?”
“Lief. Serieus ook. Fantastisch met de kinderen. We groeiden uit elkaar. Misschien werkte ik wel te veel. In elk geval raakten we het contact kwijt. Vroeger dacht ik te weten wat ze dacht als ze naar me keek. Dat is nu weg.”

David zwijgt. Meer kan hij toch niet op Belle overbrengen. Nu is het haar beurt.

“Brad was stoer. Volgens mijn vader had hij een schitterende carrière voor de boeg. Ik was helemaal weg van hem. Hij kon alles met me doen wat hij wilde.”
“Is het al lang geleden?”
“Vier jaar.”
“Dat is lang.”
“Ja. Voor jou?”
“Twee jaar.”
“Dat is ook lang.”
“Maar minder lang dan bij jou.”

Hij wil haar iets vragen, maar hij is bang dat hij de vraag dan zelf terug krijgt. Hij drinkt van zijn bier.

“Daar zitten we dan,” zegt Belle.
“Ja,” beaamt David. “Daar zitten we dan.”
“Daar zitten we dan,” herhaalt Belle.

Twee mensen in spiegelbeeld

Ze werpt een blik uit het raam. David volgt haar. Daar zitten twee mensen in spiegelbeeld en ze praten tegen elkaar om hun eigen gedachten te ordenen volgens het vaste patroon van iedere avond. Het tweede biertje is op.

“Ik moet morgen weer vroeg op,” zegt David.
“Ik ook.”
“Ik moet rijden.”
“Ik moet aardappels koken.”
“Je was aangenaam gezelschap, Belle.”
“Jij ook, David.”

Ze kijken elkaar aan.

“Wil je dat ik met je meega?” vraagt Belle.
“Nee,” zegt David. “Beter van niet.”

Hij staat op en gaat naar buiten. Door het raam ziet hij haar een laatste keer zitten, haar ogen gefixeerd op de deur die hij zojuist achter zich gesloten heeft. Hij tilt zijn hand op om te zwaaien, maar realiseert zich dan dat ze hem toch niet zien kan.

Sitting Bull is een bewerkt excerpt uit de novelle ‘Vreemde bedden’