Reisaantekeningen

Hoe geld te wisselen op de zwarte markt

In de loop der jaren ben ik in nogal wat landen geweest waar een zwarte markt bestond om geld te wisselen. Meestal was dat omdat het aanbod van westerse valuta kleiner was dan de vraag ernaar. Cubanen, bijvoorbeeld, willen graag dollars hebben, omdat ze daar dingen mee kunnen kopen die in pesos niet beschikbaar zijn. Elders houdt de overheid de koers van de eigen munt kunstmatig hoog. Hoe dan ook, het kan voor de reiziger die lokaal geld nodig heeft voor directe uitgaven aantrekkelijk zijn om zwart geld te wisselen.

Het risico dat daarmee gepaard gaat wisselt. Toen Albanië in 1993 net de grenzen geopend had, maakten de banken zelf de zwarte prijs van de lek bekend. Als je binnen geld wilde wisselen kreeg je te horen dat je dat beter buiten kon doen, want dan kreeg je meer. De zwarthandelaars buiten hielden zich scrupuleus aan de koers. In Algerije, waar ik onlangs was, mag het niet, maar lopen de wisselaars met dikke stapels bankbiljetten ‘change change’ te fluisteren in de buurt van de bankkantoren. In Iran moet je bij juweliers in de bazar zijn – iets geheimzinniger, maar iedereen weet het. Op Cuba is nog meeer voorzichtigheid geboden.

Hoe dan ook, de eerste keer geld wisselen op de zwarte markt kan spannend zijn. Wanneer je bij de grens snel wat handgeld nodig hebt voor een bus, wissel dan twintig dollar. Als je getild wordt, is de schade te overzien. De handleiding hieronder is voor de serieuzere transacties.

Lees verder Hoe geld te wisselen op de zwarte markt

De vernieuwde Santa Maria Nabea in San Sebastián

Even snel binnen kijken, dacht ik, toen ik afgelopen zomer de Santa Maria Nabea in San Sebastián binnen liep. Het leek een gewone barokkerk, maar dat bleek slechts ten dele waar. Een zijvleugel bleek omgebouwd te zijn tot een klein museum voor religieuze kunst, met prachtige lichtinval. Een trap omhoog naar bijgebouw leidde naar hypermoderne lichtkunst met een contemplatieve inslag. Meer dan een uur had ik nodig om deze prachtverbouwing tot me te nemen.

Een plaquette in het museum leidde naar de daders: Rafael Moneo en Pedro Elcuaz. De eerste is een internationaal kanon, onder andere winnaar van de Pritzker Prijs, de tweede zijn jongere collega. Samen zijn ze onder meer ook verantwoordelijk voor het Attocha station in Madrid. De verbouwing van de zijvleugel in de Santa Maria Nabea tot museum had anderhalf miljoen euro gekost, las ik later. Eenmaal buiten zag ik ook dat enkele blinde muren van moderne kunst waren voorzien. Traditie en moderniteit waren prachtig in elkaar geweven.

Ik wist meteen: dit wil ik ook in Rotterdam. De Laurenskerk verdient een upgrade die haar zowel spiritueel als toeristisch naar een hoger plan tilt. Een plek waar je komt voor een moment van stilte, zoals de inwoners van San Sebastián, maar ook een trekpleister voor bezoekers van buiten. Een open ontmoetingsplek in het plechtige hart van de stad. Daar maak ik me graag hard voor.

De teloorgang van de Lonely Planet

In mijn boekenkast bevinden zich de nodige eerste en tweede edities van Lonely Planet gidsen. Gebutst en gedeukt, omdat ik ze los in mijn daypack had zitten, en soms met thee- en moddervlekken. Binnenin krakkemikige kaartjes, enthousiaste maar soms ook venijnige recensies van bezienswaardigheden, karrevrachten praktische tips en heel veel gezeur over geld.

Lonely Planet was ooit de reisbijbel, geschreven voor en door backpackers. Geen plek ter wereld zo ver weg of LP had er een gids voor. Het voelde als een community. Terug thuis schreef ik uitgebreide mails met correcties en aanvullingen, waarna ik soms mijn naam als ‘contributor’ terug zag in de volgende editie. Een enkele keer kreeg ik een gratis gids toegestuurd voor mijn bijdrage. Ik bewaarde ze om sentimentele redenen.

Tot ik deze zomer naar Tunesië en Algerije wilde en op zoek ging naar een nieuwe gids. De Lonely Planet is oppervlakkiger geworden, maar de kaartjes zijn beter en het persoonlijke geneuzel is eruit. Kortom, de reeks is upmarket gegaan. Zelfs zo upmarket, merkte ik nu, dat er geen gids van de Maghreb meer bestond. Wel voor het populaire Marokko, maar niet voor beide andere landen. Zelfs de verzamelgids voor Afrika was nietzeggender dan de 25 jaar oude die bij mij in de kast stond.

Lees verder De teloorgang van de Lonely Planet

Reizen in Algerije, deel 7: Oran

Oran ligt een lange busreis bij Algiers vandaan. In Algerije is het de meest Franse stad, die 200.000 inwoners verloor bij de onafhankelijkheid. Vermoedelijk voor nostalgici zijn stadskaarten te krijgen met alle oude straatnamen. Een enkel oud bordje hangt er zelfs nog. Waar in Algiers het postkantoor het centrale gebouw is, is dat hier de kathedraal. Die is overigens niet meer in katholiek bedrijf.

In Algiers heb ik ook weinig uitbundige art déco gezien. In Oran wel. De waarheid gebiedt echter te zeggen dat er buiten het handjevol oude gebouwen weinig te beleven valt. Camus-adepten die op zoek gaan naar het Oran van dokter Rieux, komen bedrogen uit. Oran vandaag de dag is een drukke industriestad. Tegen de avond fleurt het op aan de boulevard, die net als in Algiers een eind boven zeeniveau ligt. Je kunt er mensen kijken, een ijsje eten of de drukte in de haven bestuderen.

Lees verder Reizen in Algerije, deel 7: Oran

Reizen in Algerije, deel 6: Tipasa

Als ik in Algerije een toeristische bestemming heb gezien, dan was het Tipasa. Gezinnen uit Algiers komen hierheen om zee en cultuur te snuiven. Het is tussen de ruïnes druk met mensen die selfies maken. Langs de toegangsweg stikt het van de (vis)restaurants en zelfs souvenirwinkels. De oude kern van Tipasa leeft van het toerisme. Er is op de site zelfs een kaart met wat waar te zien is, maar neem voor de zekerheid toch je eigen informatie mee. Als je Frans goed genoeg is, kun je ter plekke ook een gids inhuren.

Vergeleken met Timgad en Djémila zijn de ruïnes veel minder uitgestrekt en minder goed bewaard, maar daar staat de ligging aan zee tegenover. De bomen op het terrein en de zeewind maken het verblijf er veel aangenamer.

Lees verder Reizen in Algerije, deel 6: Tipasa

Reizen in Algerije, deel 5: Algiers

Zoals in Frankrijk alle wegen naar Parijs leiden, zo is Algiers de focus van Algerije. De stad bestaat al sinds Phoenicische tijden, maar daar is niks van terug te vinden. Zelfs voor Ottomaanse gebouwen moet je goed zoeken. Franse gebouwen en boulevards domineren de stad, die steil uit zee oprijst.

Hier zie je goed dat alles in Algerije draait om de overheid. Verkeersborden verwijzen niet naar publieksbestemmingen, maar naar ministeries. De overheid zit bovendien goed in het geld, dankzij de olie. Er wordt duidelijk geïnvesteerd in publieke infrastructuur, met name voor lokaal transport. Tegelijkertijd kun je aan kleding en de vele oude auto’s zien dat de welvaart niet evenwichtig verdeeld is. Anderzijds heb ik heel weinig daklozen gezien.

Het is al met al een fijne stad om een paar dagen te verblijven, al bekruipt je voortdurend het gevoel dat er veel meer uit te halen was, als de autoriteiten iets zouden doen aan het terugdringen van het autoverkeer. De paar kleine voetgangersterritoria laten zien dat de stadsbewoners dit zeer zouden waarderen.

Lees verder Reizen in Algerije, deel 5: Algiers

Reizen in Algerije, deel 4: Setif en Djémila

Setif, de uitvalsbasis voor Djémila, is de meest conservatieve stad die ik op mijn reis tegenkwam. Ik leid dat af uit het percentage vrouwen met hoofddoek op straat (meer dan de helft) en het volume van de luidsprekers op de moskeeën. Het stadsbestuur heeft autoverkeer verbannen uit de belangrijkste winkelstraat. In plaats daarvan rijdt er een tram. Er zijn parken en volop bankjes om te zitten. Setif is daardoor een aangename stad om wat rond te dwalen (al is het aantal bezienswaardigheden nul).

Lees verder Reizen in Algerije, deel 4: Setif en Djémila

Reizen in Algerije, deel 3: Constantine en Timgad

Ik arriveerde in Constantine uit Annaba met een bus die doorreed naar Setif. Dat betekende dat we ergens langs de kant van de weg gedumpt werden. Taxi’s stonden uiteraard te wachten. Constantine zelf dateert uit de Romeinse tijd, maar behalve een verdwaald stuk aquaduct is daarvan niets te zien.

Wat gebleven is, is het spectaculaire uitzicht over de kloof waaraan Constantine zijn bestaan dankt. Een mooie plek om wat over uit te kijken. Constantine heeft een medina met nauwe straatjes waar het om de een of andere reden toch lukt om auto’s door te persen. Historische gebouwen staan er niet aan. De oude kasbah (fort) biedt ongetwijfeld het mooiste uitzicht, maar daar zit tegenwoordig het Algerijnse leger in.

Lees verder Reizen in Algerije, deel 3: Constantine en Timgad

Reizen in Algerije, deel 2: Annaba en Hippo

Annaba is de eerste grote stad als je vanuit het oosten Algerije binnenkomt. Ik had een taxi genomen uit Tunis (omgerekend 45 euro, in Tunis ’s ochtends te vinden bij Bab Bhar), waarvan de chauffeur me behendig langs alle rijen loodste bij de veiligste grenspost, die bij de kust. De rit kostte zes uur, maar ik was vroeg begonnen, dus had nog de middag om de stad te verkennen.

Behoudens Cours de la Revolution, de centrale allee uit de Franse tijd, met een brede middenstrook vol bomen en terrassen, vond ik Annaba druk en onaangenaam. Smalle stoepen, de wegen bomvol auto’s. Geen omstandigheden voor een leuke stadswandeling. Zo’n stad waarvan je hoopt dat iemand ooit de tegenwoordigheid van geest zal hebben om wat voetgangersgebieden aan te leggen.

Lees verder Reizen in Algerije, deel 2: Annaba en Hippo

Reizen in Algerije, deel 1: Praktische informatie

Eén andere toerist zag tijdens een reis van twaalf dagen door Algerije. Het land is geen bestemming voor reizigers en praktische informatie is nauwelijk verkrijgbaar. Ik vond nog een oude Lonely Planet uit 1992 om de interessantste bestemmingen uit te vissen, maar sindsdien heeft een burgeroorlog het land een decennium lang in de greep gehad. Begin dit jaar werd de president met grootscheepse demonstraties tot aftreden gedwongen. Dat gebeurde zonder geweld – en dat wekte mijn interesse. Tijd om eens te gaan kijken.

Veiligheid

Het reisadvies van het ministerie van buitenlandse zaken liet voorafgaand aan mijn reis veel knalrode gebieden zien. De rest van het land is oranje (alleen noodzakelijke reizen). Sommige steden zijn geel (neem de gebruikelijke voorzorgsmaatregelen). De Britten waren wat optimistischer, de Amerikanen niet. Al met al kwam ik tot de conclusie dat een tocht langs de kuststeden verantwoord was. Daar liggen bovendien de meeste bezienswaardigheden, met uizondering van wat ooit de grootste trekker was, de route door de Sahara naar Timboektoe.

De vrijdagse demonstraties waren nog altijd gaande toen ik er reisde. Het gaat er gemoedelijk aan toe. Veel gezinnen met kinderen. De politie is massaal aanwezig, maar ongewapend. Ook geen wapenstok of pepperspray. De sfeer was ontspannen, ook op de centrale pleinen in Algiers. Ik ben niet tot middernacht op straat gebleven, maar zo lang er groepjes vriendinnen zitten te kletsen bij de ijssalons vind ik de sfeer niet bedreigend.

Lees verder Reizen in Algerije, deel 1: Praktische informatie