Blablaformuleblameting blablahypothesebla

000a18

Ik heb ooit eens een eerlijke hoogleraar meegemaakt die mij een wetenschappelijk artikel toeschoof met de woorden: ‘Ik snap er niks van, maar misschien kun jij er eens naar kijken.’ Het kostte me vervolgens een dag om te begrijpen wat de auteurs bedoelden met hun vage formules, en om te concluderen dat ik hier niks mee kon. Deze ervaring noem ik bewijsstuk één.

Bewijsstuk twee is een wetenschappelijk artikel dat ik ooit schreef, waarin ik uitrekende dat er oneindig veel bewijzen bestaan voor de stelling van Gödel en dat Douglas Hofstadter een denkfout had gemaakt toen hij zijn beroemde ‘Gödel, Escher, Bach’ schreef. Een anonieme reviewer stuurde het terug: ‘I could scarcely believe what I was reading’. Dit verhaal was triviaal, naief en zo nog wat. Kortom, iedere wetenschapper kon onmiddellijk zien wat een rotzooi dit was.

Een andere reviewer vond het punt interessant, maar het artikel ‘niet voldoende uitgewerkt’. Dus herschreef ik het verhaal, waarbij ik het volpropte met nuanceringen en ingewikkelde zinnen. Wiskundig gesproken veranderde er aan de redenering helemaal niks. Deze versie werd zonder slag of stoot geaccepteerd.

Ten derde wil ik graag de hulp inroepen van socioloog David Phillips van de University of California at San Diego, die in 1991 aantoonde dat aandacht in de wetenschapsbijlage van de New York Times voor een wetenschappelijk artikel betekende dat het in de jaren daarop vaker geciteerd werd in andere wetenschappelijke artikelen. Het tegenargument dat dat komt omdat de NYT sowieso de belangrijkste artikelen eruit pikt, gaat niet op. De krant werd in 1978 getroffen door een staking, maar de wetenschapsredactie schreef wel gewoon zijn stukken. De corresponderende wetenschappelijke artikelen vertoonden in de daaropvolgende jaren echter geen hoger citatieniveau. Niet vermeld in een gezaghebbend publieksmedium betekent dus minder impact in wetenschappelijke kringen.

De optelsom van één en drie is duidelijk: wetenschappelijke artikelen zijn ook voor collega-wetenschappers vaak ontoegankelijk. Dus hebben wetenschapsjournalisten niet alleen een taak bij het verspreiden van informatie naar het grote publiek, maar ook binnen de wetenschappelijke gemeenschap. Op zich niks mis mee. Alleen is de situatie nog absurder dan menigeen denkt.

Ik heb eens een poosje op de wetenschapsredactie van de Volkskrant gewerkt. Daar hadden we toegang tot de perswebsites van gerenommeerde tijdschriften als Science en Nature. Zo wisten we al voor verschijning wat er in die bladen zou staan. Op de website stond bij ieder artikel ook een uitgebreide uitleg waar we dankbaar gebruik van maakten. Met andere woorden: Science en Nature publiceren vaak ondoorgrondelijke artikelen, maar houden de uitleg die ze zelf gemaakt hebben achter voor hun reguliere lezers. Want geloof me: het is niet zo dat gewone lezers meteen snappen wat er in die artikelen staat en dat de uitleg alleen maar nodig is voor domme leken, zoals journalisten.

Dat, gevoegd bij bewijsstuk twee, doet een schrikbeeld opdoemen. Slecht, slordig of ingewikkeld geschreven artikelen zijn niet per se het gevolg van stilistisch onbeholpen wetenschappers. Ze horen bij een cultuur waarin heldere communicatie niet gewaardeerd wordt, omdat die een bedreiging vormt voor de gewichtigheid waarmee men zich graag omringt. Waarbij bewijsstuk drie aantoont dat heldere communicatie toch op prijs gesteld wordt, als het maar niet te direct gebeurt.

Nou verwacht u misschien dat ik een pleidooi ga houden voor begrijpelijk taalgebruik door wetenschappers. Maar nee, liever niet. Voor je het weet gaan wetenschappers zo toegankelijk communiceren dat gewone journalisten het werk kunnen overnemen van duurbetaalde specialisten zoals ik. Wel wil ik graag een business opportunity met u delen. De journalistieke rol bij de verspreiding van informatie tussen wetenschappers onderling is nu een afgeleide van de publieksinformatie. Dat kan veel beter.

Volgens mij is er een markt voor een meta-tijdschrift dat wekelijks heldere samenvattingen bevat van alle artikelen uit Science, Nature en nog een paar bladen. Dus niet een selectie, maar alles. Dan kunnen de abonnees tegen hun collega’s doen alsof ze het doorgeploegd hebben. Uiteraard zorg ik ervoor dat het blad in een discrete envelop thuis bezorgd wordt.

Eerder verschenen in De Ingenieur nr 12/13, 2003