Champions League

000a23

In de zonovergoten werkkamer van de collegevoorzitter komen twee mannen binnen. De ene is het joviale type, een beetje gedrongen, brede glimlach, duidelijk blij om de voorzitter te zien. De tweede is zwijgzamer. Hij posteert zich in een hoek en bespiedt het tafereel vanachter zijn zonnebril. De voorzitter neemt enigszins verbouwereerd het woord.

‘Goedemiddag, meneer Hasboelatov. U bent de zaakwaarnemer van professor Timofejev, heb ik begrepen. Waarmee kan ik u van dienst zijn?’

‘Ah, een man die meteen ter zake komt – daar houd ik van. Net als met de vrouwtjes, niet waar, voorzitter? Maar goed, ter zake dus. Zoals u weet heeft mijn goede vriend Pjetr Sergejitsj Timofejev vorig jaar vijf keer gescoord in de academische Champions League.’

‘U doelt op zijn publicaties in Science en Nature, neem ik aan.’

‘Hoe u het maar noemen wilt. Scoren, daar heb ik het over. U begrijpt, dat trekt de aandacht. Verschillende buitenlandse topuniversiteiten hebben belangstelling getoond voor Pjetr Sergejitsj. Daarom denk ik dat het belangrijk is om een en ander eens opnieuw te bezien.’

‘Maar het huidige contract van professor Timofejev loopt nog drie jaar door.’

‘Kom, kom, voorzitter, u weet hoe het werkt. Laat ik even citeren uit de notitie die uw eigen staatssecretaris Nijs aan de ministerraad gestuurd heeft: Topkwaliteit moet ook in dit land te koop zijn.’

‘Daarmee bedoelde Annet dat universiteiten meer collegegeld mogen vragen voor topopleidingen.’

‘En voor een topopleiding heb je topdocenten nodig. U moet eens af van dat gelijkheidsdenken, vriend voorzitter. Het is heel eenvoudig: als je weinig neertelt voor je seizoenskaart, moet je niet verbaasd zijn als je docent beroerd lesgeeft. Kwaliteit heeft een prijs.’

‘Collegegeld.’

‘Dat zeg ik: seizoenskaart.’

‘Maar dit is een technische universiteit. Wegens het tekort aan bèta’s en technici wil Annet dat het collegegeld bij ons juist omlaag gaat.’

‘En die belediging laat u zomaar over uw kant gaan? Dat valt me tegen van u, vriend voorzitter. Misschien moeten mijn compagnon en ik eens met dat vrouwtje gaan praten. Dat is tenslotte ook in het belang van Pjetr Sergejitsj.’

‘Ik begrijp Annet wel. Het is van belang voor de kenniseconomie dat er voldoende mensen zijn met een voldoende hoge opleiding.’

‘Weet dat vrouwtje wel wat ze wil? Moeten de universiteiten nou gaan selecteren aan de poort en zich concentreren op toppers of moeten ze gewoon in de breedte goede opleidingen verzorgen voor iedereen? Heeft u trouwens al eens overwogen studenten hun vragen per sms te laten stellen? Ik kan u een leuk kickback-contract bezorgen. Tegen een bescheiden commissie, uiteraard.’

‘U kwam om de positie van professor Timofejev te bespreken.’

‘Ach ja, Pjetr Sergejitsj. U merkt, ik ben een filosofisch ingesteld man – snel afgeleid door het grote geheel. Laat ik concreet zijn. MIT en Stanford zijn allebei bereid vijf miljoen dollar te betalen voor de overname van Pjetr Sergejitsj. De Amerikanen hebben gekozen voor de top en dan doen ze verder niet kinderachtig.’

‘Maar ondertussen moeten ze hun talenten massaal uit het buitenland halen, want in de breedte is hun standaard diep gezakt.’

‘Toe nou, voorzitter, laat u niet zo in de kaart kijken. De top, daar gaat het om. Met een hoog gemiddelde kom je niet op de internationale kaart. Dat heeft de staatssecretaris goed gezien.’

‘Goed dan. Wat wil professor Timofejev?’

‘Verdubbeling van zijn salaris, vier aio’s, een 2048-node clustercomputer en een bonusregeling.’

‘Dat kunnen we niet betalen.’

‘Nou, dan pakt u toch gewoon die vijf miljoen van Stanford? Daar vallen best wat deugdelijke ingenieurs van op te leiden. Wie weet zitten er zelfs een paar toppers tussen. Maar als je besluit mee te doen met de grote jongens, dan moet je of over de brug komen, of je neerleggen bij een onafzienbare reeks nederlagen.’

Eerder verschenen in De Ingenieur nr 1, 2004.