De draaitafelaar

Het zal sommigen misschien ontgaan zijn, maar de cd heeft zijn langste tijd gehad. Vinyl gaat het helemaal maken. Nou ja, dat is misschien een beetje overdreven, maar de cd-verkopen stagneren, terwijl vinyl steeds meer in trek is. Er bestaan weer zaken die uitsluitend muziek op zwarte schijven verkopen.

Nostalgie is bij de terugkeer van vinyl natuurlijk een factor. Jaren geleden zette de Britse triphopgroep Portishead al extra ruis en tikken op zijn album ‘Dummy’, zodat de cd een beetje zou klinken als een lp. En Bayer heeft onlangs een zwarte kunststof ontwikkeld waar je cd’s van kunt maken, zodat de schijfjes er weer een beetje ouderwets uit gaan zien.

De belangrijkste reden voor de terugkeer van vinyl is echter de functionaliteit. Toen Philips en Sony de cd uitvonden, dachten ze dat mensen schijven kochten om af te spelen en niets meer. De nieuwe digitale techniek had als belangrijkste voordelen dat ruis minder kans kreeg en dat de schijfjes minder snel beschadigd raakten, omdat het afspeelapparaat geen krassen kon maken. De enige nieuwe functionaliteit die de cd-speler bood, was de pauzeknop. Die had de platenspeler niet.

Als je nog iets meer met muziek wilde doen, was je aangewezen op bandjes. Daarmee kon je stukjes muziek op een listige manier aan elkaar knopen en een beetje vervormen. Mixen heette dat. Mixen werd vooral gedaan door dj’s, lieden die voor de radio of voor een discotheek werkten en tot taak hadden de naald op het juiste moment in de groef te laten vallen.

Waar bij de overgang van analoge naar digitale muziek geen rekening mee werd gehouden, was de ontwikkeling die het dj-beroep de afgelopen tien jaar heeft doorgemaakt. Je gooit niet zomaar de volgende plaat erop. Nee, met je vingers rem je de schijf af of versnel je hem, zodanig dat het aantal beats per minute overeenkomt met die van de plaat die op de andere draaitafel draait. Daarna schuif je langzaam de kanalen van de ene draaitafel open en de andere dicht, zodat het publiek niet meteen merkt dat er een nieuwe plaat is opgezet.

Onlangs zag ik een turntablist aan het werk. In goed Nederlands: een draaitafelaar. De draaitafelaar gaat nog een stap verder dan de dj. Hij jaagt er per minuut soms wel tien platen doorheen en stelt uit al die flarden muziek feitelijk een nieuw kunstwerk samen. De jongen die ik meemaakte was Nederlands kampioen draaitafelen en ik keek en luisterde met verbazing naar de manier waarop hij er binnen een paar minuten, in opperste concentratie, een halve platenkoffer doorheenjoeg, terwijl je met gesloten ogen zou denken dat je een enkel nummer hoorde. Dat was hem niet gelukt, als hij steeds moest wachten tot het laatje van zijn cd-speler openging.

Nu is vinyl natuurlijk nooit hiervoor bedacht. De platen van de draaitafelaar hebben het ook zwaar te verduren (hoewel het ‘scratchen’, dat halverwege de jaren tachtig erg populair was, nog funester was voor de groeven). Maar het kán wel.

Onvermoede functionaliteit is een van de leukste eigenschappen van de techniek. In dit geval is er zelfs een complete beroepsgroep ontstaan die een vaak meer dan dik belegde boterham ontleent aan deze functionaliteit. Met digitale techniek zou ze niet bestaan hebben. Weliswaar wordt veel muziek tegenwoordig op een zolder-pc in elkaar geknutseld, maar voor live optredens zijn computers nog niet betrouwbaar genoeg – nog even los van het gegeven dat een draaitafelaar ook een visueel spektakel biedt, terwijl niemand wil kijken naar een man die verwoed met een muis zit te klikken.

Die laatste gedachte is misschien ook wel weer een vorm van nostalgie, want waarom zou een intens klikkende man niet interessant zijn? Maar het kan evengoed omgekeerd zijn: dat nostalgie, bijvoorbeeld het stuiteren van een naald in de vinylgroeven, onderdeel uitmaakt van de functionaliteit van een apparaat. Als dat zo is, dan wint een ontwerp in de loop van de tijd altijd aan functionaliteit, omdat het zich nestelt in de beleving van mensen. Voor ingenieurs zou dat een mooie gedachte moeten zijn.

Eerder verschenen in De Ingenieur nr 16, 2002