De waarheid over Superman

000b02
Amerikaanse superhelden als Batman en X-men zijn de laatste jaren ook in Nederland doorgebroken, niet in het minst door een aantal verfilmingen. Wetenschap speelt een rol in hun verhalen, maar science fiction is het niet. Wat dan wel?

Om erachter te komen dat dr. Bruce Banner een megadosis gammastraling nooit zou overleven, laat staan dat hij er in boze momenten van zou kunnen gaan muteren om te veranderen in de ongelooflijke Hulk, daarvoor hoef je ‘The science of superheroes’ van Lois Gresh en Robert Weinberg niet te lezen. Dat superhelden onmogelijk zijn, geloven we zo ook wel.

Natuurlijk is het wel erg leuk om al die supereigenschappen eens onder de loep te nemen. Volgens zijn bedenkers zou Superman bijvoorbeeld zo sterk zijn, omdat de zwaartekracht op zijn thuisplaneet Krypton veel groter is. Hoe groot dan, vragen Gresh en Weinberg zich af. Ze rekenen wat en komen uit op een planeet die 3000 keer zwaarder is dan de zon. Zo’n planeet is een gasbal waar het vrij lastig leven zal zijn.

Of neem de wat minder wonderbaarlijke kracht en snelheid van Spider-man, die hij door de beet van een spin gekregen zou hebben. Spinnen zijn echter nogal zwakke beestjes, en snel zijn ze al helemaal niet. Tegen muren plakken kunnen ze wel, maar hoe komt het dat die eigenschap dwars door Spider-mans schoenen heen werkt? Batman is de meest geloofwaardige van het hele stel.

Als je er oppervlakkig naar kijkt, is ‘The science of superheroes’ een vlot gescheven vergaarbak van wetenschappelijke trivia. Alle bekende Amerikaanse superhelden komen aan de beurt. Telkens wordt een divers arsenaal aan wetenschap opengetrokken, deels om bizzarre claims te ontrafelen, maar vooral om uitleg te geven over de misbruikte theorie of technologie. In het hoofdstuk over de Hulk gaat het bijvoorbeeld ook over het groene konijn dat Franse wetenschappers in elkaar knutselden door genen van een kwal in konijnen-DNA te stoppen.

De interessantste lijn in het boek is echter tussen de regels te vinden. Striptekenaars zouden hun helden die bijzondere krachten ook zonder enige verklaring mee kunnen geven. Maar dat doen ze niet. Wat voor flauwekul ze ook opdissen, zowel zij als hun lezers willen graag dat er een wetenschappelijke basis bestaat. Tegelijkertijd is het geen science fiction, want daarbij gaat het om min of meer gewone mensen in een onwerkelijke omgeving. Superhelden zijn juist het omgekeerde: abnormale mensen in een min of meer gewone omgeving.

In de hoofdstukken waarin de verschillende helden behandeld worden, komt deze lijn zijdelings aan de orde, vooral als geanalyseerd wordt waarom een bepaald karakter aanslaat en een ander niet. Maar het interessantste deel van het boek is weggestopt in een appendix, waarin een aantal auteurs aan het woord komt over de manier waarop zij met wetenschap en technologie omgaan.

Dat levert interessante uitspraken op, bijvoorbeeld dat superheldenwetenschap wel degelijk de gewone wetenschap volgt. Nieuwe helden zullen hun krachten niet meer aan gammastralen ontlenen, zoals de Hulk in 1962, wel aan genetische manipulatie. Als een wetenschap weinig geheimen meer lijkt te kennen, is ze niet meer geschikt om een loopje mee te nemen. Maar eigenlijk is het allemaal niet zo belangrijk, zegt Max Allan Collins, auteur van onder andere Batman en Dick Tracy: ‘Superman is een kinderlijk begrip … en alleen volwassenen die vasthouden aan het kinderlijke in zichzelf staan erop dat Superman zijn krachten ontleent aan zogenaamde wetenschap.’

De wetenschappelijke onzin die in Amerikaanse strips gestopt wordt (de Europese traditie is anders), zit daar in feite ten behoeve van grote jongetjes. De kleine jongetjes zal het worst wezen waar die krachten vandaan komen, als ze er maar over kunnen fantaseren. Ondertussen krijgen ze echter wel een raar, duister beeld voorgeschoteld van de wetenschap, als onbeheersbare bron van onmenselijke krachten.

Gelukkig is er hoop, want er is ook een held die de scheidslijn tussen het mogelijke en onmogelijke strak in de gaten houdt, betoogt het laatste hoofdstuk van ‘The science of superheroes’. Hij is zelfs de populairste van allemaal. Zijn naam is Donald Duck, de pratende eend.

Lois Gresh en Robert Weinberg, The science of superheroes. Wiley, 2002.