Een condoom met ringtone

000b20
Maffe uitvindingen, altijd leuk. De verzameling die Tom Quinn heeft samengebracht in ‘Science’s strangest inventions’ mist alle samenhang en diepgang, maar dat mag de pret niet drukken.

Een niet bij name genoemde uitvinder die rond 1880 in het toenmalige Wilde Westen leefde en kennelijk last had van muizen, gaat de geschiedenis in als de bedenker van een langwerpige houten doos met aan het ene uiteinde een zware revolver, gericht op het andere uiteinde. Knabbelt een knaagdier aan het stukje kaas, dan gaat de revolver af en krijgt het beestje een hoeveelheid lood op zich af waar ook een koe nog een zware schotwond aan over zou houden. De magnum muizenval zou nooit een succes worden, mede omdat het nog knap lastig bleek om de revolver zo te richten dat de kogel doel trof.

Of neem John Mackenzie, ook een Amerikaan, die in 1905 patent aanvroeg op de langspeelplaat van chocolade. Chocolade, zo betoogde de uitvinder in zijn patentaanvraag, was een geweldig materiaal, omdat je er goed platen van kon maken, die ook nog eens eetbaar waren. Kortom, dubbele functionaliteit. Dat die twee functionaliteiten elkaar ook een beetje uitsloten vond hij zelf geen bezwaar, maar anderen duidelijk wel, want de vergetelheid is Mackenzies lot geworden.

Daaraan is hij even onttrokken door Tom Quinn, liefhebber van het buitennissige, zoals mag blijken uit andere boeken van zijn hand, waaronder ‘Railways strangest journeys’, ‘Eccentric London’ en ‘Country houses of Britain and Ireland’. Quinn blijkt een uitstekende neus te hebben voor dit fenomeen. Zo blijkt er wel degelijk ooit iemand patent aangevraagd te hebben op het airbag-pak, dat motorrijders in een fractie van een seconde kon omtoveren in een onkwetsbaar Michelin-mannetje. Ging niet door vanwege de gevaren bij per ongeluk opblazen van het pak.

Ergens halverwege het boek, waar het gaat over een helm met ingebouwd geweer die als nadeel had dat soldaten er ontzettende hoofdpijn van kregen, begint het te dagen: de patentaanvraag is een vorm van kunst. Praktische toepasbaarheid is meegenomen, maar eigenlijk volstrekt irrelevant. Het gaat om de schoonheid van het idee.

Hoe anders verklaar je het condoom met ringtone? Het gaat hier om een condoom uitgerust met druksensoren die een muziekchip aansturen. Voor verschillende soorten sex kun je verschillende soorten condooms gebruiken, stelt Quinn zich voor, in het ene geval wellicht een zoetig deuntje, in het andere geval Wagners triomfmars ‘Der Ritt der Walküren’. Sommige romantische absurditeiten halen het wel, zoals het manvormige kussen. Dit heeft alle voordelen van een echte man (warm, kan arm om je heen slaan), maar ligt stil en snurkt niet. Groot succes op de thuismarkt Japan.

In sommige gevallen kan leepheid als motivatie vermoed worden. Zo is in de begindagen van de trein nog eens bedacht dat het handig was als de wagons aan een ketting van een halve kilometer lang achter de locomotief hingen. De gedachte was dat bij een botsing alleen de machinist en de stokers zouden omkomen, omdat de rem-assistenten bovenop de wagons tijdig zouden kunnen ingrijpen (als ze niet verblind waren door de rook). Het systeem bleek niet zo goed met bochten te kunnen omgaan.

Enfin, zo gaat het door, bijna 300 pagina’s lang, met treinen die over elkaar heen kunnen rijden, de billenspreidende wc-bril, de luchtballon met vogelaandrijving en nog veel meer moois. De 150 door Tom Quinn samengebrachte uitvind-anekdotes ontberen elke samenhang. Je kunt ze zelfs niet allemaal bizar noemen, want ook Benjamin Franklins uitvinding van de bliksemafleider en Michael Faradays ontdekking van het verband tussen elektriciteit en magnetisme hebben een plek gekregen, waarschijnlijk omdat er een grappige anekdote aan vast zit. De stukjes zijn ook volkomen ontdaan van alle diepgang die vergelijkbare boeken wel hebben (zoals Herbert Blankensteijns ‘Verbazingwekkende vindingen van de twintigste eeuw’). Maar het leest als een trein.

Tom Quinn, Science’s strangest inventions, Robson Books, 2005.