Het einde van de shalvar

000a21

Volgestouwd met dorpelingen reed het minibusje over een redelijk rechte weg door bergachtig gebied in Oost-Turkije, op het dak drie fonkelnieuwe ijskasten, nog in het krimpfolie van de fabriek, en een apathische geit. Binnen klonk snerpende Koerdische muziek. De chauffeur hield zijn linkerhand – die met de sigaret – aan het stuur, terwijl hij met de rechterhand zat te sms’en. ‘God is groot’ stond in sierlijke plastic letters op de voorruit, dus de kans dat er iets mis zou gaan was minimaal, maar de enige niet-dorpeling in het busje vroeg zich toch af of de bescherming van boven zich ook tot hem uitstrekte.

Ik vond een vreemde combinatie: een geit op het dak van een busje waarin iedereen druk met zijn mobieltje bezig was. Ergens had ik altijd vermoed dat de introductie van mobiele telefonie voorafgegaan moest zijn door een verbod op het vastbinden van geiten aan imperials. Hier dacht men kennelijk dat die twee dingen helemaal niets met elkaar te maken hadden. Rare boel.

Naast mij zat een oudere man in een shalvar, een traditionele broek met het kruis op de knieën, in het westen beter bekend als MC Hammerbroek, omdat de gelijknamige rapper hem ergens in de jaren tachtig nog kortstondig hip gemaakt had door er eentje te dragen in de videoclip van zijn megahit Can’t touch this, maar dan van glimmend paarse stof in plaats van onbestemd grijs. Dat was voordat de gangstarap populair werd en men overging op het dragen van afgezakte trainingsbroeken, omdat je die tenminste op kon hijsen in het geval je moest vluchten voor da police.

De shalvar, zo wist ik uit urenlange observatie op busstations, was vooral handig omdat je in hurkzit vanzelf een soort tafeltje kreeg waar je van alles op kon leggen. Bovendien kon je wijdbeens zitten zonder op genante wijze de vormen van je kruis aan omstanders te tonen. Kortom, een verstandig kledingstuk.

Toch was de shalvar het aan het afleggen tegen de hoogkruisbroek en dat was de schuld van de moderne tijd, meer in het bijzonder van de mobiele telefoon. De shalvar werd namelijk omhoog gehouden met elastiek, niet met een riem. Dat veroordeelde de drager tot mobielloze stumper, want iedereen wist dat dit statussymbool zichtbaar gedragen diende te worden in een tasje dat aan de riem hing. Deze oude man was passé, hij zou nooit meer toetreden tot het mobiele tijdperk.

Dit intrigeerde mij mateloos. Wie in Nederland zijn mobieltje zichtbaar wilde dragen, gebruikte daarvoor het clipje dat aan de meeste hoesjes zat. Met zo’n clipje kon ook de shalvar van een mobieltje voorzien worden. Waarom was deze handige vinding niet tot de omgeving van Kahta doorgedrongen? Waarom had het mobieltje zijn lot verbonden aan het uitsterven van de shalvar? En waarom gold hetzelfde niet voor de dakgeit?

Mijn hoofd begon aan zijn dwangneurose. Ik moest een theorie hebben. En zo bedacht ik dus de asynchrone technotijdlijn. In mijn hoofd zat technologische ontwikkeling vast aan een bepaalde volgorde. Die bepaalde dat de intensivering van de veeteelt en massatransport vooraf gingen aan de mobiele telefonie. Vandaar mijn bevreemding. Maar die Nederlandse technotijdlijn hoefde natuurlijk niet synchroon te lopen met de lijnen elders. Ieder land had zijn eigen perceptie van wat de moderne tijd verlangde.

Mijn vragen waren onzinnig, omdat ze een eenheid veronderstelden die er niet was. ‘Technologische ontwikkeling’ bestaat niet, althans niet in de zin van een eenduidig proces waar een land doorheen moet om de moderne tijd te bereiken. Het is eerder een soort Brownse beweging van toevalligheden die gemiddeld een bepaalde kant op gaan.

Met een glimlach ontwaakte ik uit mijn overpeinzingen. De chauffeur zat ondertussen te bellen. Hij had het mobieltje tussen hoofd en schouder geklemd, zodat hij tegelijkertijd wat kleingeld van het dashboard kon plukken om af te rekenen met de passagiers. We kwamen aan in Kahta, een stadje van niks, maar met meer telefoonwinkels dan de Lijnbaan. Het was een drukte van belang, er werd geschreeuwd, zelfs een beetje geduwd. Een oude vrouw, gebogen door de jaren, hield haar hand op en sprak meelijwekkende woorden. De man in de shalvar sjokte kalm weg met zijn geit.

Eerder verschenen in De Ingenieur nr 20, 2003.