Het evangelie van Kottman

000a26

Als domineeszoon ben ik, naast dat hinderlijke moraliserende toontje, natuurlijk ook begiftigd met de gave van de exegese, ofwel de uitleg van het Woord. Deze gave is onontbeerlijk bij de uitleg van de duistere passages in de Schrift, maar komt ook van pas bij het lezen van Cobouw – om maar een andere publicatie te noemen die breed gezag geniet, in dit geval in bouwerskringen.

Het bouwdagblad voerde in de editie van 5 maart op de voorpagina een artikel onder de titel ‘Kottman hekelt Marijke Vos’. René Kottman is de eerzame topman van Ballast Nedam, aannemer te Nieuwegein. Marijke Vos is een slinkse parlementariër van groenen huize, die zich ten doel gesteld heeft de bouwsector naar de afgrond te leiden. Marijke had in de Volkskrant, na de ontdekking van zoveelste schaduwboekhouding, gezegd de bouwtop ongeloofwaardig te vinden en dat was bij René in het verkeerde keelgat geschoten.

Wat zich daar in drie kolommetjes Cobouw afspeelde, was likkebaardend lekker voor de ware exegeet.

Het begon ermee dat René zich kwaad maakte over Marijkes uitspraak dat de bouwwereld de wil om te vernieuwen mist. Ik citeer: ‘Hoezo niet vernieuwen? Van de veertien topmanagers die vier jaar geleden nog bij Ballast Nedam werkten, is er nog maar één in dienst (…) onrecht aan een nieuwe generatie bouwers die in de sector actief is en niet verbonden wil zijn met het verleden (…) grote bouwers zijn al veel verder dan mevrouw Vos wil doen geloven.’

Kortom: we hebben een stoelendans gehouden, de nieuwe mensen praten liever niet over het verleden en wat is het toch jammer dat mevrouw Vos daarover blijft doorzeuren.

Ik citeer verder: ‘Onlangs heb ik een aantal kamerleden uitgenodigd om met mij een paar bouwprojecten te bezoeken. Om ze te laten zien wat er komt kijken bij het bouwen van bijvoorbeeld een tunnel. Niet één van hen is ingegaan op mijn uitnodiging.’

Deze passage noemen wij ‘de afleidingsmanoeuvre’. De uitleg is eenduidig en het doel ook: René probeert de aandacht te verleggen van de boekhouders naar de betonstorters in zijn bedrijf. De laatste zin duidt op verongelijktheid. Op grond daarvan kun je aannemen dat René werkelijk gelooft een redelijk argument te berde te brengen.

En dan het sluitstuk: ‘Moeten we nu onze tijd en energie steken in het zoeken naar stukken uit 1998, opgeborgen in een of ander archief, terwijl ik weet dat ze ons echt niets nieuws leren? Wat voegt dat nog toe? Veel liever maak ik de onderneming mentaal klaar voor de nieuwe marktomstandigheden.’

Dit is verreweg het lastigste vers. Het probleem zit in de woorden ‘ons echt niets nieuws leren’. Wie is ‘ons’? Bedoelt René hier te zeggen dat de Nederlandse bevolking geen nieuwe feiten zal leren kennen? En als dat het geval is, houdt dit dat in dat Ballast Nedam clean is? Ik vermoed dat de Nederlandse bevolking op grond van de bestaande feiten denkt dat Ballast Nedam net als andere bouwers de zaak geflest heeft, dus dan duidt ‘geen nieuwe feiten’ erop dat we inderdaad met z’n allen voor miljoenen getild zijn. Of bedoelt René alleen dat de onderneming zelf niets nieuws zou leren uit boekenonderzoek? En is dat dan een schuldbekentenis of niet?

Maar de kneep van het hele vers zit natuurlijk in ‘ik weet’. René is op de hoogte van de praktijken van 1998. Hij wil het er alleen niet over hebben. Hij kijkt liever naar de toekomst.

Nou ben ik als domineeszoon uiteraard best gevoelig voor een beroep op mijn vergevingsgezindheid, maar als iemand mijn portemonnee jat en vervolgens verklaart dat hij zijn leven gebeterd heeft, dan wil ik toch eerst mijn geld terug, of op zijn minst een berouwvolle verklaring waar het gebleven is, voordat ik geloof dat hij daadwerkelijk op het rechte pad beland is. Het kan best zijn dat René zich ongelukkig uitgedrukt heeft, of dat hij erin geluisd is door een van de collega-ratten van Cobouw, maar zoals het er staat, kan ik maar één conclusie trekken: ondanks een complete wisseling van de top is er bij Ballast Nedam geen zier veranderd.

Eerder verschenen in De Ingenieur nr 6, 2004.