Het vergeten Europese imago van Istanbul

000d03

Als Turkije toetreedt, komt ook de na Rome belangrijkste cultuurhistorische stad van Europa binnen de grenzen van de EU. Istanbul is een kosmopolitische stad, eigenlijk altijd geweest. Eeuwenlang was het de hoofdstad van een enorm rijk dat half in Europa lag en half in Azië, waar christenen, joden en moslims samenwoonden. Aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog was het een vluchthaven voor Duitse joden en intellectuelen. Door de toevloed van gastarbeiders van het Turkse platteland naar West-Europa in de jaren zestig en zeventig kreeg Turkije, en daarmee Istanbul, een heel ander imago.

Beyoglu, Istiklal Caddesi

Beyoglu, de wijk die het hart is van modern Istanbul, wordt gedomineerd door de Galata-toren, een indrukwekkend rond bouwwerk met dikke muren en kleine ramen, daterend uit 1348, dus van voor de Ottomaanse verovering van de stad in 1453. Hij is gebouwd door de Genovezen, die er indertijd een handelspost hadden. Die handelspost werd uiteraard niet opgedoekt toen de Byzantijnen gewipt werden, want handel is handel en Istanbul ligt nu eenmaal op een onvermijdelijke koopmansroute naar Azië. Tapijten, zijde, specerijen – redenen genoeg waarom Beyoglu een onweerstaanbare aantrekkingskracht hield op Europeanen.

Niet ver van de Galata toren staat de Neve Shalom synagoge, een modern gebouw uit 1951. Sefardische joden werden door sultan Beyazit II in 1492 uitgenodigd zich in zijn rijk te vestigen, toen Spanje zich ten doel gesteld had hen uit te roeien. De nieuwkomelingen brachten onder andere de eerste drukpers naar Istanbul. Vandaag de dag is de joodse gemeenschap van Istanbul met 20.000 zielen vrij klein, omdat de meeste joden besloten zich in Israel te vestigen toen dat een onafhankelijk land werd.

Wie vanaf de synagoge verder de heuvel opklimt, komt in de Istiklal Caddesi, de Kalverstraat van Istanbul. Het Europese karakter van de straat uit zich niet alleen in de moderne winkels, maar ook in de vier consulaten en vijf kerken. De oudste van die kerken dateert uit 1678, de jongste uit 1858. Istiklal, met al zijn art nouveau gebouwen, is het boegbeeld van Istanbuls moderne, Europese aspiraties.

Bodemprijzen

Het Ottomaanse Istanbul ligt aan de andere kant van de Gouden Hoorn, een lange dunne zeearm die het Europese deel van Istanbul in tweeën deelt. Die andere kant is het oude, ommuurde Byzantium ofwel Constantinoupolis. De laatste naam kwam in verkorte vorm terug na de Turkse verovering: Stanpol werd Istanbul. Hier staan het Topkapi paleis, de Aya Sofia en de Blauwe Moskee.

De wijk Sultanahmet is het nostalgische centrum van Istanbul. Turkse en buitenlandse toeristen bepalen er het straatbeeld, samen met goedkope, semi-sjieke restaurants, verkopers van ansichtkaarten en Turken in traditioneel kostuum met wie je voor wat kleingeld op de foto mag. De winkelstraat Divan Yolu leidt van de Aya Sofia naar de wijk Laleli, waar geblondeerde Russische vrouwen tegen bodemprijzen schreeuwerige kleding inslaan. In de Grote Bazaar mogen toeristen zich een ons onderhandelen tot ze goederen meekrijgen die ze voor ongeveer de helft van de prijs hadden kunnen oppikken in Beyoglu, waar de winkels gewoon met prijsstickers werken.

Wie nog iets van levende traditie wil meemaken, moet verder de oude stad intrekken, bijvoorbeeld naar het enorme complex van de Fatih Moskee, die zich ongeveer in het hart van de ommuurde stad bevindt. Hier drommen de gelovigen samen, de vrouwen keurig in het zwart, heel af en toe zelfs met gezichtssluier.

Natuurlijk is het geen toeval dat de Gouden Hoorn de van oorsprong christelijke en joodse wijken scheidt van de islamitische. De sultans mochten dan tolerant zijn jegens anderen, dat betekende niet dat ze kruisbestuiving voorstonden. Tenslotte heerste ze over het grootste islamitische rijk ter wereld en ze beschouwden zich als de hoeders van dat geloof. Het beeld van Istanbul als een vanouds fijne multiculturele samenleving moet vooral niet overdreven worden.

Beyoglu, Galata toren

Relevant is vooral de constatering dat het kloppende hart van Istanbul tegenwoordig in Beyoglu ligt, niet in Sultanahmet. Hier moet je zijn voor hippe winkels, cafés en disco’s. Hier ligt het Taksim plein waar iedereen heen gaat om een belangrijke voetbaloverwinning te vieren. Hier ook staan de dure hotels, kantoorkolossen en ministeries.

Suikertaart

De verplaatsing van Istanbuls zwaartepunt naar de Beyoglu-kant van de Gouden Hoorn wordt het best gesymboliseerd door het Dolmabahce paleis, een halverwege de negentiende eeuw door een Armeense architect neergezette suikertaart. Het paleis heeft aparte gedeelten voor mannen en vrouwen, maar verder is het in al zijn kitscherigheid, zowel van binnen als van buiten, een Europees bouwwerk. Vanaf 1856 was dit het onderkomen van de sultans, die besloten hadden het oriëntaalse Sultanahmet achter zich te laten en de weg naar moderniteit in te slaan (met mate, uiteraard, al werd in het paleis in 1877 ook voor het eerst een soort parlement bijeen geroepen).

Het Dolmabahce paleis is vooral in trek bij Turkse toeristen. Hier staat namelijk het doodsbed van Mustafa Kemal Atatürk, de man die na de ondergang van de sultans de kern van het Ottomaanse rijk wist te behouden en min of meer in zijn eentje besloot het land op Franse leest te schoeien. Die nieuwe Turkse onafhankelijkheid ging wel gepaard met een enorme bevolkingsuitwisseling met Griekenland, waardoor de meeste christenen Istanbul verlieten. Ook de Armeniërs voelden zich na de massamoorden van 1915 niet echt welkom meer.

Toen in 1933 Hitler de macht greep in Duitsland, zag Atatürk eenzelfde kans als sultan Beyazit II. Na Groot-Britannië en de Verenigde Staten was Turkije de belangrijkste uitwijkplaats voor (joodse) intellectuelen die het werken in eigen land onmogelijk werd gemaakt. De meesten van hen vonden emplooi aan de Universiteit van Istanbul. Daar werd en wordt de seculiere elite van het land opgeleid.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd het neutrale Istanbul meer dan een spionnennest. Tot in 1944 spande de Turkse regering zich actief in om Turkse Joden uit Frankrijk te redden. Zo’n 15.000 werden er gerepatrieerd, vaak met moeizame treintransporten dwars door Oost-Europa. De pauselijke nuntius Angelo Roncalli, de latere paus Johannes XXIII, runde vanuit Istanbul via kloosters op de Balkan een joods hulpnetwerk. Naar schatting 100.000 Oost-Europese joden wisten Istanbul te bereiken omdat de autoriteiten een oogje dichtknepen bij het controleren van de visa. Dit niet alleen tot chagrijn van de nazi’s, maar ook van de Britten, die (terecht) vreesden dat de meeste joden zouden doortrekken naar Palestina.

Weelderig

Al zeker anderhalve eeuw kijkt de elite van Istanbul dus naar het westen. Daar ligt hun ideaal, dat naar ze hopen op niet al te lange termijn zal culmineren in lidmaatschap van de Europese Unie. De vraag is momenteel vooral of de EU-onderdanen op dezelfde manier terugkijken. De eerste gedachten van een verenigd Europa waren juist tegen de Turken gericht. De Tsjechische koning Jiri van Podebrady stelde in 1464 een alliantie van christelijke naties tegen de opmarcherende heidenen voor. Die heidenen zelf identificeerden zich op dat moment nog bepaald niet met het middeleeuwse Europa.

In de negentiende eeuw, toen Turkije zich naar het westen toe begon te keren, gebeurde in elk geval in cultureel opzicht ook het omgekeerde. Het begon met muziek. Mozart en Beethoven weefden Turkse elementen in hun composities. Die invloed is ironisch genoeg overduidelijk aanwezig in de pauken en cymbalen van het slot van Beethovens negende symfonie, tegenwoordig bekend als het Europese Volkslied. Turkse tapijten, Turkse baden – halverwege de negentiende eeuw was Turkije zonder meer ‘en vogue’ in West-Europa.

Eminönü

Istanbul werd een logische bestemming voor kunstenaars. Lord Byron, Gustave Flaubert en Franz Liszt kwamen een kijkje nemen, actrice Sarah Bernhardt hing rond in Beyoglu. ‘Bekijk de buitenkant van Constantinopel en het lijkt de meest weelderige en bloeiende stad in Europa’, schreef reisboekenschrijver E.D. Clarke. Daarna zij hij ook nog wat lelijke dingen over de stad, maar dat Istanbul bij Europa hoorde leed geen twijfel. De Oriënt Express reed van Parijs naar Istanbul en aan passagiers was geen gebrek.

Bij de eerste poging Europa te verenigen (in 1923) ontstond meteen onenigheid over de vraag of Turkije erbij hoorde. Het antwoord luidde ja of nee al naar gelang men Europa zag als een verlichte of christelijke eenheid van naties. Turkije zelf had in 1923 net zijn onafhankelijkheid bestendigd en was vooral met interne hervormingen bezig. Toen het zijn zaken een beetje op orde had, brak de Tweede Wereldoorlog uit.

Levenslijn

Na de Tweede Wereldoorlog was Turkije ineens door een dik blok van communistische landen geografisch afgesneden van het verlichte Europa waar het zo graag bij wilde horen. De Oriënt Express ging voortaan niet verder dan Wenen of Venetië. Turkije trad wel toe tot de Navo, maar dat bracht het niet echt dichter bij Europa. Istanbul deed het goed als exotische locatie voor films, zoals ‘From Russia with love’ (1963) en Topkapi (1964). Pas door de val van het ijzeren gordijn kwam Istanbul voor het gevoel weer dichterbij West-Europa te liggen.

Ondertussen kantelde het beeld van Turkije in West-Europa door de influx van gastarbeiders daar. Die kwamen niet uit Istanbul, maar van het Anatolische platteland. In het westen kreeg Turkije zo ineens een imago van traditionalisme dat de meeste Istanbuli’s als een echo uit hun verleden beschouwen. ‘Klein Istanbul’ is de bijnaam van de Berlijnse wijk Kreuzberg, maar wie daar rondloopt waant zich hoogstens in Sultanahmet, niet in Beyoglu.

Je zou het de tragiek van Istanbul kunnen noemen. Aan de Bosporus ligt een moderne stad van trendy fast food, dure kapsels en hand in hand flaneren langs de waterkant, maar een verbond van toeristen en arbeiders uit het eigen achterland houdt in de rest van Europa het imago van sultans, hoofddoekjes en zingende moskeeën hoog.

Eerder verschenen in De Linker Wang, juli 2005