Hoofddoekverbod hoort niet bij scheiding kerk en staat

000d05
De deelgemeente Charlois nam gisteren halfslachtig gas terug in de ‘hoofddoekjeskwestie’, maar speelt nog steeds met de gedachte het blote hoofd verplicht te stellen voor vrouwelijke baliemedewerkers, omdat de gemeente een neutrale uitstraling naar de burgers moet handhaven. Kennelijk is die neutraliteit erbij gebaat wanneer ambtenaren zo min mogelijk uitstralen dat zij een religie hebben. Dat is niet alleen een belediging van alle ambtenaren, het is vooral een verkeerde uitleg van het begrip ‘neutraliteit’.

Omdat discriminatie van moslims in tegenspraak is met de Nederlandse normen en waarden, wordt een hoofddoekjesverbod gebracht in termen van scheiding van kerk en staat. Daarmee wordt vandaag de dag helaas steeds minder vaak de oorspronkelijke bedoeling aangehaald, namelijk dat de staat blind is voor de religieuze voorkeur van zijn onderdanen, maar steeds vaker dat de religie uit de publieke sfeer verbannen dient te worden. Dat blijkt uit de hoofddoekjesdiscussie, maar ook uit de reactie van de politiek op moskeebemoeienis met de opvang van prostituees in Feijenoord.

Het gevolg van deze veranderende houding is onder meer dat ‘neutraliteit’ niet meer betekent dat je bij de overheid mensen van allerlei geloofspluimage kunt tegenkomen. ‘Neutraliteit’ betekent tegenwoordig dat ambtenaren moeten doen alsof ze geen religie hebben. Althans, als het aan de voorstanders van de bloothoofdverplichting ligt.

In deze discussie wordt doorgaans de vrijheid van de ambtenaar als individu uitgespeeld tegen de behoefte aan neutraliteit van de overheid. In zekere zin is het daarom goed dat de discussie over de bloothoofdverplichting opnieuw gevoerd wordt. Hopelijk gaat het deze keer ook over wat dat neutrale gezicht van de overheid nou eigenlijk inhoudt. Atheïsme is namelijk niet de staatsreligie van Nederland en kan dus ook niet de norm zijn voor de presentatie van ambtenaren.

In een deelgemeente als Charlois, waar hoofddoekjes in het straatbeeld gemeengoed zijn, is het erg merkwaardig als je aan de balie nooit door een vrouw met een hoofddoekje geholpen wordt. Die balie is tenslotte het gezicht van de deelgemeente naar buiten toe. De vraag is hoe neutraal de uitstraling van de deelgemeente is als een deel van de bevolking zich structureel niet afgespiegeld ziet in de ambtenaren met wie ze te maken krijgen.

Bij een verbod op hoofddoekjes en andere opzichtige geloofsuitingen wordt ‘neutraliteit’ genormeerd op het areligieuze deel van de bevolking. Het kan best zijn dat die een meerderheid vormt, maar het respecteren van andermans gedachtengoed is een van de kernwaarden waar Nederland op gegrondvest is. Een overheid die neutraal wil zijn, doet er goed aan de wortels van de scheiding van kerk en staat eens goed te bestuderen. Dat kan alleen maar tot de conclusie leiden dat neutraliteit gebaat is bij een pluriforme uitstraling van de overheid, ook op religieus gebied.

Misschien is het goed om ook eens te kijken naar de ervaring in landen die op dit terrein rigoureuze beslissingen hebben genomen. Zowel in Turkije (hoofddoekverbod) als in Iran (hoofddoekverplichting) werken vrouwen bij de overheid. De eenvormige presentatie van de overheid wordt echter in geen van beide als neutraal ervaren. In alle twee de landen zijn aanzienlijke groepen die vinden dat de overheid door haar eenduidige keuze juist een levensvisie probeert op te dringen. Atheïsme in het ene geval, orthodoxe islam in het andere geval. Aan geen van beide zou Nederland zich moeten willen spiegelen.

Nou is er natuurlijk ook een praktische kant aan het hele verhaal. Er zijn mensen die zich ongemakkelijk voelen als ze aan de balie geholpen worden door iemand die zichtbaar moslim is. Daar ligt een opvoedtaak voor de overheid, net zo goed als er een opvoedtaak ligt jegens leerlingen die niet weten hoe ze met een homoseksuele leraar moeten omgaan. Op sommige scholen durven leraren niet meer openlijk homo te zijn uit angst voor een deel van de leerlingen. De overheid geeft een slecht signaal af als ze haar moslima’s in de kast stopt uit angst voor een deel van de balieklanten.

De discussie zou dus eerder moeten gaan over wat een ‘neutrale’ opstelling van de overheid eigenlijk betekent. Ondertussen zou het een mooi gebaar van solidariteit en ook een interessante bijdrage aan de discussie zijn, wanneer de vrouwelijke ambtenaren in Charlois een moment zouden uitkiezen om de neutraliteit van de overheid vorm te geven door allemaal een hoofddoekje te dragen.

Eerder verschenen in Rotterdams Dagblad, 22 februari 2005