Korte rokjes en analyse

Nighttown, de alternatieve poptempel van Rotterdam, alweer een poosje terug. In de kelder speelde Godspeed You Black Emperor. Zoveel publiek was er niet, want triphop was al op zijn retour. De meeste mensen hadden een goed heenkomen gezocht tegen de achtermuur, want Godspeed speelde hard. Heel hard.

Op het podium stonden twee drumstellen. Er liepen wat mensen rond met gitaren en violen. Van achterin de zaal werden wazige beelden geprojecteerd. Oogcontact met het publiek werd consequent gemeden door de dames en heren muzikanten. Dat hoorde bij het imago van de band. Vanochtend waren ze nog opgevallen door een interview in de Volkskrant waarin de leden weigerden hun namen te noemen en na enig aandringen prijsgaven dat ze allemaal Godspeed heetten. De vrouwen ook? Ja, de vrouwen ook. Nee, meer hoefde de journalist echt niet van hen te weten, vonden ze.

De nummers waren loom en uitgesponnen. Iedereen die weet hoeveel volume een onversterkte viool produceert, kan zich misschien voorstellen wat er gebeurt als je een elektrische gitaar met een strijkstok bewerkt. Je kon in de orkaan van lawaai echter wel degelijk horen dat hier goed onderlegde musici bezig waren. Alle composities waren knap geconstrueerd en werden met precisie uitgevoerd. Alleen begon ik tegen het eind van het concert door te krijgen dat de componisten zich van een paar trucjes bedienden, zodat de nummers toch een beetje op elkaar begonnen te lijken.

Na afloop praatte ik wat na met de vrienden met wie ik gekomen was. We waren het erover eens dat het een goed concert was. We dronken nog wat en gingen toen naar huis. De dag erna stuurde iemand een mailtje rond met zijn ervaringen, bedoeld voor degenen van ons clubje die er niet waren. De laatste zin van dat mailtje luidde: ‘Na afloop waren er enkele analytische opmerkingen van Christian voor de broodnodige ontnuchtering.’

Lichte paniek bij mij. Zo had ik het helemaal niet bedoeld. Ik had gewoon willen vertellen hoe ik het ervaren had. Niks hoogdravends aan. Ik wilde echt niet de muziek verkillen door het over de techniek ervan te hebben. Dit was gewoon zoals ik het beleefd had. Right from the heart.

Mijn vrienden begrepen dat best. Die laatste zin stond er ook niet als een verwijt. Het was eerder een vrolijke constatering, dat van die ontnuchtering, zoals tegen de homo in het gezelschap altijd gezegd werd dat hij zeker alleen op de mooie jongens gelet had. Maar het stak me wel.

Het was namelijk waar. Terugkijkend had ik inderdaad een vrij technisch betoog gehouden over hoe de muziek in elkaar zat en waarom ik dat mooi vond. Niet zo handig. Ik nam mij voor de volgende keer alleen iets te zeggen over een bepaalde gitaarriff, over de groove, of desnoods iets over het uiterlijk van een zangeres. Alles beter dan dat mijn analytische geest een running joke werd.

The Riplets

De volgende gelegenheid deed zich voor na een optreden van een paar jonge meiden met korte rokjes, bontlaarsjes en een rose strik in het haar. The Riplets. Ze speelden vrolijke en luidruchtige, maar nogal vlakke punkrock. Dit was mijn kans. Nu moest ik mijn mond houden over het contrast tussen lieflijk uiterlijk en gruizige muziek. Ik ging gewoon iets zeggen over het meisje achter de drums. Daar was namelijk helemaal niks mis mee.

Maar eerst moest ik bier halen. Tegen de tijd dat ik mezelf naar voren geworsteld had aan de drukke bar van Nighttown en met mijn handen vol glazen terugkwam, bleek het onderwerp al zo’n beetje afgedaan. Ik had mijn kans verspeeld. Gelukkig kwam iemand me te hulp door te laten merken dat hij op mijn mening ook prijs stelde: ‘Kom op, Christian, zeg nog eens iets analytisch.’

Het was te laat, veel te laat.

Eerder verschenen in De Ingenieur nr 7, 2002

(Een paar jaar later werd ik door stom toeval de werkgever van Valesca Riplet, het meisje achter de drums. Ik denk niet dat ze deze column kende.)