Marcello en de verstilde Fellini’s

000c02
Marcello, natuurlijk moest Marcello de hoofdrol spelen in zijn nieuwste film. Of misschien was het wel een van zijn oudste, al sinds 1965 zat het verhaal van Giuseppe Mastorna in het hoofd van Federico Fellini, misschien zelfs langer, maar in elk geval schreef hij het in dat jaar op, in een gehuurde villa aan de Romeinse kust.

Het verhaal is kort maar het deugt, in alles verraadt het de hand die in La Dolce Vita een Christusbeeld hangend onder aan een helicopter de horizon tegemoet liet vliegen. Mastorna is een cellist die met zijn vliegtuig in zwaar weer terecht komt. Het toestel moet een noodlanding maken op het plein voor de Dom van Keulen, een mirakel dat de toeschouwer de Fellini-wereld binnensleurt.

Fellini, de regisseur

Mastorna wordt door een stewardess per slee naar een ingesneeuwd hotel gebracht, waar een buikdanseres tijdens haar optreden een kind op de wereld zet. De cellist ziet het allemaal gelaten aan en trekt zich terug in zijn kamer, waar hij op een stoel klimt om voor het slapen gaan nog een deuntje bijeen te strijken. Op de televisie ziet Mastorna het bericht van een in de bergen neergestort vliegtuig – maar het kost hem moeite te beseffen dat hij dood is en zojuist het hiernamaals heeft betreden. Dat, in het kort, is de geschiedenis van Giuseppe Mastorna.

Maar een film is het nooit geworden en Mastroianni kreeg ook niet de hoofdrol. De reis van G. Mastorna alias Fernet werd een stripverhaal, met teksten van Federico Fellini en tekeningen van Milo Manara – een fraai koppel. Fellini behoeft geen verdere introductie, Milo Manara wel, hoewel al zijn collega’s hem erkennen als hun meerdere in het tekenen van vrouwen.

Manara’s stiel is de edelporno, maar hij is ook de auteur van HP en Giuseppe Bergman, een verhaal in zwart/wit van honderd pagina’s over een zoektocht naar het avontuur. De omzwervingen van Giuseppe zouden Fellini niet onwaardig zijn geweest: dezelfde mengeling van absurdisme, vertwijfeling en vrouwen met grote borsten. Zoals Manara ook toegeeft: ‘Van Fellini heb ik veel, zo niet alles geleerd.’

Dit tweetal zette zich dus aan het verstillen van een verhaal dat oorspronkelijk een film zou worden – de peperdure decors waren al gebouwd toen Fellini in 1966 het project na een aantal angstige dromen afblies, om er de rest van zijn leven mee te worstelen. Met name Satyricon vertoont er de sporen van.

Ook de verstripping verliep niet gladjes. Fellini twijfelde over de hoofdrolspeler. Een tekenaar schetst, past trekken naar believen aan, Fellini dacht in termen van acteurs, bestaande gezichten. Manara begon te schetsen met Robert Colman als Mastorna, Fellini bedacht zich. Marcello wilde maar niet wijken, hij had ook toen Fellini nog aan filmen dacht, geduldig gewacht tot de keuze onvermijdelijk op hem, de trouwe vriend, de ideale alter ego, zou vallen. De naam Mastorna lijkt tenslotte verdacht veel op Mastroianni, hoewel dat toeval is – als we Fellini mogen geloven, viste hij hem gewoon uit het telefoonboek van Milaan. Uiteindelijk kreeg Mastorna het gezicht van Paolo Villagio, een komiek, geknipt voor de tragikomische rol. Het verhaal kon uitgelijnd worden.

Wat gebeurt er als een film een strip wordt, niet als een verplicht nummertje voor de marketing, maar in de handen van de artiest zelf? Strip is statisch, een aaneenschakeling van stilstaande beelden. Film beweegt, gunt de kijker niet de rust om een enkel beeld rustig te bestuderen, is altijd op weg naar de volgende scène. In de woorden van Fellini: ‘Een film zuigt je op, belet je na te denken, een strip is een halte in de tijd, met het spookachtige van een spiritistische seance.’

Marcello heeft gezelschap

In Reis naar Tulum, het andere vergeten filmproject dat Fellini en Manara verstripten, zit (naast taferelen uit vrijwel al Fellini’s films) een wat langere verwijzing naar een scène uit Boccaccio ’70, het drieluik van Fellini, Visconti en De Sica. Anita Ekberg, als de verpersoonlijking van de voluptas, is tot reuzenformaat opgeblazen en kruipt tussen de huizen door, op zoek naar een angstige man die aan haar probeert te ontkomen.

In de film is dit een komische scène. Een fatsoensrakker probeert een wulpse reclameposter te laten verwijderen waarop Anita melk aanprijst. In zijn gedroomde werkelijkheid stapt de gigantische vrouw van het billboard en drijft de arme neuroot in een hoek door te dreigen zich uit te kleden. Kleingeestigheid als grap.

In de strip is het ook een grap, maar dan een spel met de lezer, om diens alertheid te testen. Vier plaatjes zijn weinig om de dynamiek van de strip naast die van de film te leggen, maar ze zijn voldoende om te constateren dat de strip de kracht bezit om de gebeurtenissen tussen twee plaatjes op te roepen. Tegelijkertijd heeft de strip niet het overweldigende van de film, dat Fellini ‘zuigend’ noemt. De media zijn verschillend, maar de associatie tussen beide zorgt voor een aangename spanningsboog. De strip suggereert beweging, de film (zeker in Fellini’s handen) schenkt de kijker op zijn best de illusie dat hij nog iets in mag vullen.

De getekende Reis naar Tulum draagt overigens veel kenmerken van Mastorna, het was Fellini’s eerste poging in inkt met het verhaal af te rekenen. Het neergestorte vliegtuig keert erin terug, ditmaal op de bodem van een vijver in Cinecittà – de diepe wateren als symbool van de onderwereld. En, opvallend, ditmaal mag Marcello wel de hoofdrol spelen. Hij wacht in de Boeing 747 op zijn roeping, als Jona in de walvis. Zijn naam is Snaporaz, zoals in La città delle donne. ‘Ik weet dat je het beu bent om alter ego’s te spelen’, zegt Fellini tegen hem, om hem vervolgens te beloven dat het dit keer iets bijzonders zal worden.

Maar het wordt opnieuw een bizarre tocht. Tulum is een Tolteekse pyramide, een toren van Babel, een poging de hemel te bestormen. Snaporaz, net als Mastorna, is een speelbal, kan zich alleen maar laten leiden door de mensen om hem heen, vooral de vrouwen. Op een cruciaal moment wordt hij door Fellini gebeld, die hem vertelt dat hij van het project afziet. Hij moet maar terugkomen.

Misschien typerend voor Fellini, de zaken beginnen door elkaar te lopen. De maestro blies indertijd het filmproject Mastorna af, omdat hij nachtmerries had waarin de Dom van Keulen op hem neerstortte. Nu speelt hij een bijrol in zijn eigen strip en besluit niet te beginnen aan een verhaal dat bijna ten einde loopt.

Fellini houdt nu eenmaal van het cyclische. Zijn films hebben geen duidelijk einde of begin, zijn strips evenmin. Beginnen en eindes suggereren dat het verhaal dat verteld wordt, niet eeuwig is. Op de voorlaatste pagina van Reis naar Tulum zit de regisseur aan de rand van de vijver in Cinecittà en krijgt de vraag voorgelegd hoe het verhaal eindigt. Hij heeft zijn antwoord, ‘het begint nu’, nog niet gesproken of het vliegtuig raast uit het water de lucht in. Mastorna moet dan al aan boord zitten – welk gezicht hij ook heeft.

Over Fellini’s alter ego’s zijn de nodige schermutselingen gevoerd. De regisseur heeft vaak genoeg beweerd dat al zijn personages, van Snaporaz tot de neushoorn uit E la nave va, schuilnamen van hemzelf zijn. Maar Mastorna is een geval apart. Fellini’s worsteling met het personage geeft aan hoe dicht dat bij hem moet hebben gestaan. Mastorna is een alter ego van het type dat de ego in verwarring brengt over de vraag wie er nu echter is.

Tegelijkertijd valt het moeilijk te ontkennen dat Marcello Mastroianni de beste vertolker is van Fellini’s alter ego. Waarom mocht hij dan niet Mastorna zijn? Op de eerste, getypte velletjes is hij nog duidelijk kandidaat. Hij had al zo vaak de rol van Fellini vertolkt, hij had in Tulum de generale repetitie meegemaakt. Het werd Villagio. Die bracht de afstand terug in het verhaal van Mastorna.

Het heeft er alle schijn van dat Fellini, beducht voor de wrede machinaties van zijn eigen verbeelding, zijn ultieme project op het allerlaatste moment toch weer uitgesteld heeft. Mastorna, anders dan Snaporaz, bereikt de onderwereld uiteindelijk wel. Hij wordt niet teruggeroepen, bereikt het einde van de lijn die geen cyclus meer toestaat. Alleen, met Villagio in de hoofdrol was de afstand tussen ego en alter ego groter. Het verhaal werd daarom niet wat het had kunnen zijn – een afrekening met de eeuwigheid. Riep daar iemand ‘doodsangst’? De echo lijkt er in elk geval verdacht veel op. Alsof Fellini wist dat het in feite zijn eigen hellevaart was die hij uitstelde.

Misschien dat Mastorna daarom alleen als strip kon bestaan, dat het anders te overweldigend was geworden, te zuigend, niet zozeer voor het publiek als wel voor de maker. En zelfs daar, tussen de zwarte lijnen van de seance, mocht het niet Marcello zijn die namens de regisseur afdaalde in de wereld van Dante. Fellini had een lichter alter ego nodig voor de tocht waar hij al in de jaren zestig slecht van sliep.

Zo kreeg De reis van G. Mastorna alias Fernet een tragikomische noot mee, meer dan wanneer Marcello de hoofdrol had gekregen. Het verhaal werd er waarschijnlijk draaglijker door, minder zwaar – maar tegelijk minder definitief. De strip zoals die er nu ligt, is niet het ultieme verhaal waarin Fellini, Mastroianni en Mastorna samenvallen. Dat verhaal zou beslist te beangstigend zijn geweest en in elk geval geen recht gedaan hebben aan Fellini’s verlangen naar narratieve cirkels.

De regisseur heeft voor een tweede deel schetsen nagelaten, die ophouden op het moment dat Mastorna een donkere tunnel ingezogen wordt. Een passender open einde is nauwelijks denkbaar. Want waar de naakte vrouwen nog altijd vlot onder Manara’s pen vandaan glijden, zijn Fellini en Mastroianni begonnen aan de definitieve reis van Mastorna. Ze zullen nog moeten vechten om wie wie mag zijn.

Fellini legt het uit

Eerder verschenen in Pa§ionate, jan/feb 1998