Met de tijd mee

Tien jaar geleden ging bij de universiteitskrant van de TU Delft, waar ik toen werkte, de telefoon. Iemand vroeg zich af waarom zijn mededeling niet geplaatst was, terwijl hij die toch tijdig gemaild had. Gemaild? U bedoelt op een diskette gezet en in een interne envelop gedaan? Nee, verstuurd met e-mail, aldus de beller, gaat u soms niet met uw tijd mee?

Zo begon mijn kennismaking met Internet. Bij de krant gebruikten we wel een bulletin board, maar we hadden niet goed geweten wat we aanmoesten met die brief van het rekencentrum, waarin gemeld werd dat wij voortaan beschikten over een mail-adres. Als we dat adres maar geheim hielden, dan zouden we er ook geen last van hebben, redeneerden we, maar dat bleek dus niet waar, want Internet had allerlei zoekmogelijkheden. Er was geen ontkennen aan: we waren on-line.

Ik mocht dan afgestudeerd informaticus zijn, mijn drang om alle digitale nieuwtjes te proberen was minimaal. De beller dwong mij het Internet op. Het world wide web bestond nog niet, dus je kon hoogstens mailen, nieuwsgroepen bekijken en wat rondneuzen met gopher, de primitieve voorloper van de zoekmachine. Een uur lang wond de gedachte via Amerika verbinding te hebben met een computer in Australië me op. Daarna was de lol eraf. We spraken op de redactie af dat we een keer per week zouden kijken of er e-mail was. Meestal was dat niet het geval. Leuk, dat Internet, maar niet iets waar je hart sneller van ging kloppen.

Onze medewerker Francisco van Jole, die zijn verhalen overigens keurig op diskette kwam inleveren, was een andere mening toegedaan. Hij voorzag onder meer dat wij over een poosje niet meer met vakantie zouden gaan, omdat we de wereld virtueel bij ons thuis zouden krijgen. Mij leek dat het zo’n vaart niet zou lopen, maar hij was ervan overtuigd dat het een kwestie van jaren was.

Lange tijd zag het ernaaruit dat ik ongelijk ging krijgen. Heel de wereld riep dat Internet een revolutie was, dus het werd steeds moeilijker om vol te houden dat er weinig bijzonders gebeurde. Francisco zag ik nog voornamelijk op televisie, om het wonder te verklaren. Hij schreef ook een boek, ‘De Internet-sensatie’, dat de verrukking beschrijft die sommige mensen ervaren bij hun eerste ontdekkingstochten op het net. Francisco’s nieuwste boek, ‘Blink’, gaat weer over de Internet-wereld, maar dit keer is het een afrekening. Internet is een gewone technologie geworden en de mensen zijn net zulke blaaskaken als elders. Ook aardig om te lezen.

Zelf stel ik na tien jaar Internet vast dat het allemaal wel meevalt met de impact op mijn leven. Mail en web zijn naadloos ingepast, zonder dat ik een grote wending heb ervaren. De relatie tussen Internet en vakantie ligt vooral in het feit dat ik niet meer naar huis hoef te bellen uit oorden als Nang Rong en Ushuaia. En, okay, bijna niets kan bij mij zoveel paniek veroorzaken als het wegvallen van mijn Internetverbinding. Daarom heb ik thuis twee computers. Er is weliswaar van alles veranderd in die tien jaar, maar het is verbazingwekkend gelijkmatig gegaan.

Het is een merkwaardige illusie die mensen doet denken dat de technologie zich in het digitale tijdperk razendsnel ontwikkeld. Dat is domweg niet waar. Het ontwerp van de computer is sinds zijn geboorte in 1946 niet fundamenteel veranderd. Internet wijkt weinig af van het Arpanet uit de jaren zeventig. Het is vooral steeds meer van hetzelfde. Het is niet de technologie zelf, maar de massale toepassing ervan die ons dat gevoel van stormachtigheid bezorgt.

Anders gezegd: alleen het eindeloze geouwehoer dat de ontwikkelingen zo snel gaan, zorgt ervoor dat we gaan denken dat de ontwikkelingen inderdaad erg snel gaan. Dit is een heerlijke conclusie voor mensen zoals ik, die er een grote hekel aan hebben zich ergens echt druk om te maken. Ik hoef niet achter elke vernieuwing aan te hollen uit angst de grote slag te missen. In alle kalmte glip ik met de tijd mee, want alles gaat toch veel minder snel dan iedereen elkaar aanpraat.

Eerder verschenen in De Ingenieur nr 1, 2002