Op weg naar Coroico

Niet ver buiten La Paz ligt op 4600 meter hoogte een bergpas. Hiervandaan leidt een weg naar het Amazonebassin. De weg heeft een gemiddeld dalingspercentage van zes procent. Na een kilometer of twintig is het gedaan met de twee brede banen asfalt. In plaats daarvan slingert een smalle weg van stof en stenen zich langs een loodrechte bergwand. Als je hier over de rand gaat, beland je honderden meters dieper in het gebladerte en vinden ze je nooit meer terug.

Ik zat op een fiets en ging met een noodgang naar beneden, naar het plaatsje Coroico. Daar, zo was ons beloofd, zou het tropisch warm zijn, terwijl er op de pas nog sneeuw lag. Mijn handen, voortdurend aan de remmen, deden pijn van de klappen die ze moesten opvangen. Zitten was onmogelijk, ik moest de hele tijd staan op de pedalen, mijn dijen om het zadel klemmend. Een zonnebril hield het stof uit mijn ogen. Regelmatig kwamen er vrachtwagens naar boven. Dan was het snel een veilig heenkomen zoeken op een breed plekje.

Halverwege stond het menselijke stoplicht. Het verhaal ging dat de man zijn hele familie bij deze verraderlijke bocht was kwijtgeraakt, toen hun minibusje in het ravijn dook (dat gebeurde een aantal keer per jaar op deze route). Sindsdien stond hij elke dag hier, met zijn rode en groene vlag. Ook hem raasde ik voorbij.

Nee, op dit moment werd ik niet overvallen door filosofische gedachten hoe afhankelijk ik wel niet was van de techniek, in het bijzonder van mijn remmen. Ik was ook niet bang. Ik was uitsluitend hypergeconcentreerd bezig met het fietsen, vlak langs het randje sturend, want dat was mijn kant van de weg. Bovendien kon ik alleen zo tegenliggers tijdig zien. En ik genoot: hoe vaak kwam het nou voor dat je zestig kilometer fietste zonder te hoeven trappen?

Pas op de terugweg, in een minibusje, met een chauffeur die vond dat je ook in het donker best vaart kon maken, kwam het. Het schemerde nog. Ik keek door het raampje naar beneden en zag hoe diep het eigenlijk was. Toen kreeg ik het benauwd. Omdat het nog een hele klim was, terug van 1200 naar 4600 meter, kreeg ik alle tijd om na te denken.

’s Middags op de fiets had ik mijn lot volledig in eigen handen. Als Hollander beheerste ik mijn fiets natuurlijk uitstekend, maar met diepe kuilen en stenen die plotseling voor mijn wiel opdoken had ik echt niet zoveel ervaring. Nu was ik afhankelijk van een chauffeur, die deze weg al talloze malen gereden had en door geen bocht verrast kon worden. Hij reed minder snel dan ik eerder op de dag. Objectief gezien zou ik me juist veiliger moeten voelen.

Remmen

Toen begon mijn buurvrouw in het busje over haar remmen. Dat ze steeds bang geweest was dat die haar in de steek zouden laten. De gidsen op onze tocht waren daar ook steeds mee bezig geweest: bij elke tussenstop de remmen controleren. Terwijl die toch van het duurste merk, uit Japan, waren. Ik besloot het te vragen: ooit problemen gehad met de remmen? Nee nooit, luidde het antwoord van Omar, de afdaalkampioen van Bolivia.

Zo kwam ik erachter dat het een samenzwering was. De zwakke schakel op deze fietstocht was niet het materiaal, het waren fietsers met een overmaat of gebrek aan zelfvertrouwen. De lefgozers werden in toom gehouden doordat een gids vooraan de groep het tempo bepaalde. Wie echt aarzelingen vertoonde, werd in de bezemwagen gezet.

Het verhaal over de remmen was vooral bedoeld om mensen vertrouwen te geven. Maak je geen zorgen, was de boodschap, zolang de techniek het niet laat afweten is er niets aan de hand, want verder is het helemaal niet zo moeilijk om je fiets op een dodenhelling in bedwang te houden. Je kunt het. Falende techniek werd gebruikt als afleidingsmanoeuvre.

Bij mij had het niet gewerkt, dacht ik. Geen moment had ik mijn fiets gewantrouwd. Ik maakte als ingenieur mijn eigen inschattingen over het materiaal, liet me niets aanpraten door een gids. Als mijn buurvrouw er niet over begonnen was, zou ik niet eens bedacht hebben dat afhankelijkheid van techniek hier zo’n rol kon spelen. Ik vroeg me af wat ik dan gedaan had om twijfels aan mijn eigen kunnen te omzeilen. Ik kwam er niet uit. Het werd steeds kouder in het busje. We kwamen weer in de buurt van La Paz.

Eerder verschenen in De Ingenieur nr 3, 2002