Project ‘zwaartekracht’

000a36

Eerder dit jaar, toen de schijn van een ijzige winterwind door de straten van Rotterdam dwarrelde en Rijswijkse snelwegjihadi’s er kortstondig genoegen in schepten om moordende stoeptegels van viaducten los te laten, viel mijn surfende oog op een berichtje dat mijn krant niet halen zou.

In Bunnik, een dorp aan de rand van Heuvelrug, waren drie jongens van vijftien en zestien jaar oud gesnapt toen ze vanaf een voetgangersbrug over de A12 een fiets naar beneden gooiden. Merkwaardig genoeg was mijn eerste reactie: wiens fiets was dat? Daar gaf het bericht helaas geen antwoord op. Verder lezend begreep ik dat de jongens de fiets precies in de berm tussen de snelweg en de parallelweg gemikt hadden. Tsja, dacht de cynicus in mij op dat moment, je hebt dus zes banen snelweg én twee banen parallelweg en nóg slaag je er niet in je projectiel op de bedoelde plek te gooien. Wat een losers.

Toen kwam de aap uit de mouw: door oom agent gevraagd naar hun beweegredenen, verklaarden de drie scholieren dat zij handelden in het kader van het project ‘zwaartekracht’. Ik citeer verder uit de pennenvrucht van een noeste ANP-arbeider: ‘De leraar had zijn klas duidelijk gemaakt wat er gebeurt als je bijvoorbeeld iets uit een helikopter gooit. Het was niet de bedoeling dat de leerlingen zelf gingen proberen hoe een vrije val werkt.’

Hier waren duidelijk twee werelden gebotst. De leraar had uitgelegd wat de zwaartekracht was. Misschien had hij daarbij ook nog een formule op het bord getekend waarmee je de snelheid van een vallend voorwerp kon uitrekenen. Die g, dat is de versnelling, had hij erbij verteld. Of misschien had hij dat wel helemaal niet verteld, want versnelling is een ingewikkeld begrip voor vijftienjarigen en dient met enige terughoudendheid geopenbaard te worden. Om het allemaal wat beeldender te maken had hij verteld over de effecten van een vrije val uit een helikopter, zodat zijn leerlingen ontzag kregen voor de formule op het bord. Daar hield het wat hem betreft op. Het was immers niet de bedoeling dat de leerlingen zelf gingen proberen hoe een vrije val werkt.

Daar dachten drie van zijn leerlingen dus anders over. Zij vonden het misschien wel aardig, zo’n formule, maar pas echt betekenis kreeg die wanneer zij hem zelf in praktijk zouden brengen. Derhalve togen zij naar een plek in hun omgeving waar een valproef van enige betekenis uit te voeren viel.
Zo bezien illustreerde het bericht op indringende wijze het verschil tussen de wetenschapper en de ingenieur. De leraar had genoeg aan een formule om een gedachtenwereld te openen, de leerlingen moesten die formule daarvoor eerst tastbaar maken. Eigenlijk zouden deze ingenieursinstincten niet onderdrukt moeten worden door pappa overheid, maar juist aangemoedigd.

Ik ben ervan overtuigd dat meer jongeren voor een techniekstudie zouden kiezen, wanneer de parallelweg van de A12 ter hoogte van de voetgangersbrug een paar keer per jaar zou worden afgesloten, opdat ingenieurs in de dop fietsen naar beneden konden gooien. Of nee, sluit gewoon de A12 zelf af. Ingenieur van Rijkswaterstaat erbij die vertelt dat je die macht gewoon hebt als je ingenieur bij Rijkswaterstaat bent.

Natuurlijk kwam het ook bij me op dat de drie gewoon vandalisten waren die een slappe smoes opdisten toen ze gesnapt werden. Maar iedereen die wel eens een stel ingenieurs bij een botsproef of een andere destructieve test heeft gezien, weet hoe het kind in hen dan wakker wordt. Entropische vreugde zit nu eenmaal diep in de mens. Die kun je beter ten goede keren, door jeugdig vandalisme te associëren met belangstelling voor technologie, dan afstraffen.

Het Bunnikse drietal heeft een gesprek gehad met de politie en de leraar. Ze hebben moeten beloven nooit meer ongevraagd natuurkundelessen in de praktijk te brengen. Eeuwig zonde.

Eerder verschenen in De Ingenieur nr 4, 2005.