Rekenen volgens Bartjens

000b11
Twee eeuwen lang was ‘De cijfferinghe’ van Willem Bartjens hét rekenlesboek van de Lage Landen. De originele versie werd onlangs opnieuw uitgegeven, maar is vooral interessant vanwege de moderne inleiding.

Hoewel hij in de loop der tijd tot een autoriteit van jewelste uitgroeide, was Willem Bartjens (1569-1638) bij zijn leven een eenvoudige schoolmeester, een beroep dat hij als twintigjarige oppikte. Over zijn leven is niet zoveel bekend. In 1618 verkaste hij met vrouw en zeven kinderen uit Amsterdam naar Zwolle, vermoedelijk op voorspraak van een vriend. Waarschijnlijk wilde het protestantse stadsbestuur van het grotendeels katholieke Zwolle een schoolmeester van het juiste geloof (protestants dus; de tachtigjarige oorlog was nog gaande).

In 1604 schreef Bartjens ‘De cijfferinghe’, een niet al te bijzonder rekenlesboek, dat zich in weinig onderscheidde van vergelijkbare boeken, al gaf Bartjens iets meer sommetjes op en ging hij iets flexibeler om met rekenregels.

Dat juist zijn boek tot grote hoogten zou stijgen had drie oorzaken, zeggen Danny Beckers en Marjolein Kool, die de inleiding bij de nieuwe editie verzorgden. Het boek verscheen op het juiste moment, toen Nederland een handelscentrum werd en grote behoefte had aan het handelsrekenen dat Bartjens onderwees. Bovendien verscheen het in Amsterdam, het centrum van de handel. Ten slotte had Bartjens de juiste vrienden. In latere edities stond een lofdicht op Bartjens van Joost van den Vondel, wat op potentiële kopers ongetwijfeld indruk gemaakt zal hebben.

Meer dan een eeuw werd het oorspronkelijk boek verloren gewaand, maar onlangs dook het op. Uitgeverij Verloren heeft het nu in facsimile herdrukt, voorzien van een uitgebreide inleiding. Bartjens boek, bedoeld voor schoolmeesters maar ook in zwang als naslagwerk voor kooplieden, begint bij de basis: leren tellen. Daarna krijgen de leerlingen optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen voor de kiezen. Tussendoor staan af en toe gedichtjes, die de schoolmeesters konden gebruiken om hun leerlingen te motiveren.

Lastig wordt het als de sommen met maten, gewichten en geld zich aandienen. Het boek legt de waarde van 46 verschillende munten uit. De aspirant-kooplieden (want daarom volgde men rekenles) moesten leren niet in de war te raken als ze betaald werden in een mengsel van angelotten, pistoletten en Vlaemsche nobels. Som 58 vraagt bijvoorbeeld: een ton bier kost 7 guldens, 6 stuivers min 8 penningen, waar nog eens 6 guldens en 5 stuivers accijns bovenop komen; als thuisbrengen 2 stuivers per ton kost, hoeveel kost dan een last (gewichtsmaat) bier?

‘De cijfferinghe’ werd op grote schaal geplagieerd. Bartjens zelf bracht ook vrijelijk wijzigingen aan in de vele versies die in de loop der jaren volgden. Daardoor voelden uitgevers ook na zijn dood geen remmingen om het boek voortdurend aan te passen aan de eisen der tijd. Pas na twee euwen, in 1820, bezorgde de invoering van het metrieke stelsel Bartjens’ boek de nekslag. Het omrekenen van maten, waar hij veel aandacht aan besteedde, was niet meer nodig. Bartjens bleef echter een begrip.

In hun inleiding gaan Beckers en Kool niet alleen op Bartjens zelf in, maar ook op de historische omstandigheden. Het is misschien een beetje overdreven om de impact van de boekdrukkunst nog eens uit te leggen, maar het hoofdstuk over het onderwijs in de jonge republiek geeft nuttige achtergrondinformatie. Bijvoorbeeld dat leerlingen extra moesten betalen als ze naast lezen en schrijven ook rekenen wilde leren.

Rekenen stond sowieso niet op het programma op het hoogste schooltype, de Latijnse school, die vooral in het teken van het geloof stond. Rekenen leerde je op de Franse school, die zich meer op de handel richtte. Dat Bartjens leraar aan een Franse school was, geeft al aan dat hij als schoolmeester niet op het hoogste plan stond. Pas in de loop van de achttiende eeuw, toen Frans Latijn begon te verdringen als taal van de wetenschap, leek het ineens of Bartjens een prestigieuze baan gehad had.

De nieuwe editie van ‘De cijfferinghe’ moet het vooral hebben van de prima inleiding, want je moet wel heel erg in de zeventiende-eeuwse rekenles geïnteresseerd zijn om de tweehonderd pagina’s facsimile ook daadwerkelijk te willen lezen. Maar een beetje erdoorheen bladeren geeft gelukkig ook al een aardig beeld.

Willem Bartjens, ‘De cijfferinghe’, Uitgeverij Verloren, 2004.