Skepsis en hypercorrectie

000a29

De internationale ufogemeenschap bestaat uit twee soorten lieden: zij die in buitenaardse aanwezigheid geloven en zij die hun dat plezier misgunnen. De gemoederen kunnen onderling logischerwijs flink verhit raken. En, zoals dat gaat bij oorlogen, de waarheid is dan vaak het eerste slachtoffer.

Nou ben ik de laatste om het op te nemen voor ufokenners, astrologen en al die anderen die naar de hemel kijken en daar meer zien dan de sterren. Maar de eerlijkheid gebied mij te bekennen dat ik mij meer erger aan de tweede groep, verenigd in een clubje dat zich Skepsis noemt, niet alleen omdat ze een groep eenvoudige zielen een onschuldig tijdverdrijf proberen af te pakken, maar vooral omdat ze in hun drifbuien regelmatig zo verblind raken dat ze de feiten gaan vervormen.

Een mooi voorbeeld zag ik in de juni-editie van Natuurwetenschap & Techniek, waar columnist Marcel Hulspas, overtuigd Skepsisganger, nog maar eens gehakt maakte van de theorie dat de beroemde beelden op Paaseiland een soort gebeeldhouwde graffiti van buitenaardse bezoekers zijn. In zijn poging om een zo rationeel mogelijke verklaring voor de beelden te geven vertelt Hulspas, ongetwijfeld op gezag van een gerenommeerde skeptische onderzoeker, dat de beelden bedoeld waren om indruk te maken op passerende kano’s van rivaliserende stammen.

Om deze theorie aannemelijk te maken moet Hulspas de beelden wel 180 graden op hun sokkel draaien, zodat ze over zee uitkijken in plaats van over het aanpalende dorp (zoals iedereen persoonlijk kan gaan waarnemen). Antropologen vermoeden dat de beelden voorouders zijn die over het dorp waken. Dat is een verklaring waar nog altijd een vleugje magie in zit, iets wat skeptici graag wegredeneren. Antropologen zijn geïnteresseerd in de belevingswereld van de oude Paaseilanders, skeptici in het weerleggen van ufotheorieën. Dit is een essentieel verschil.

Omdat zij niet het achterhalen van de waarheid tot doel hebben, maar vooral het frustreren van andermans ideeën, vormen fanatieke skeptici paradoxaal genoeg een bedreiging voor de wetenschap. De valkuil waar ze namelijk makkelijk intrappen is dat ze de meest rationele verklaring voor een verschijnsel per definitie de beste vinden. Dat is wellicht een te rechtvaardigen keuze, maar het is een keuze, geen waterdichte redenering. Eerder is het een vorm van hypercorrectie.

Een ander, serieuzer voorbeeld is de ontvangst die nanofysicus Cees Dekker kreeg, toen hij een pleidooi hield voor intelligent design, een theorie die beweert dat het leven op aarde te complex is om door een combinatie van toevalligheden en natuurlijke selectie ontstaan te zijn, zoals de evolutietheorie stelt. Dit type redenering is in wetenschappelijke kringen bekend. Taalkundige Noam Chomsky gebruikt hem bijvoorbeeld om de pleiten voor een ’taalorgaan’ in de hersenen. Volgens hem is de menselijke taal zo complex dat zij in een kind niet puur door een leerproces tot stand kan komen: er moet een soort ontwerp van de taal in de menselijke hersenen ingebakken zijn. Niet iedereen gelooft Chomsky, maar de redenering zelf wordt als wetenschappelijk aanvaard.

Dekker daarentegen werd in Skepter, het huisorgaan van de skeptici, weggehoond, omdat hij zou proberen God met een wetenschappelijk sausje de wetenschap binnen te smokkelen. Dekker ontkent, maar had er beter aan gedaan te antwoorden met: so what? Het wegredeneren van God is immers evenmin een taak voor de wetenschap. Natuurlijk rammelt intelligent design aan alle kanten, meer in elk geval dan de evolutietheorie, maar dat is een slecht excuus om je te bedienen van zinsneden als ‘het is makkelijk in te zien dat dit geen argument is in natuurwetenschappelijke zin’. Met zo’n beroep op de intuïtieve ondersteuning van gelijkgestemden laat je je wel heel erg in de kaart kijken, al levert het natuurlijk sappige boutades op.

De wetenschap dient alle theoretische mogelijkheden op een rijtje te zetten, ook als er goden of marsmannetjes aan te pas komen, en dan een nuchtere afweging te maken. Die afweging mag niet beïnvloed worden door de drang om zo ver mogelijk bij de ufo’s uit de buurt te blijven. Want juist de verdedigers van het rationalisme mogen zich niet laten meeslepen door hun emoties.

Eerder verschenen in De Ingenieur nr 12/13, 2004.