Techniek is poëzie

Nog niet eens een half jaar geleden overkwam het me. Mijn mailprogramma haalde tergend langzaam een bestand van drie megabyte binnen. Even keek ik het aan, toen was mijn geduld op. Dit ging nog zeker tien minuten duren. Ik zette mijn laptop aan, koppelde die aan mijn desktop en opende het bestand waar ik mee bezig was, zodat ik tijdens het wachten verder kon werken.

Sommigen onder u denken nu: zou ik ook doen. Dat neem ik u niet kwalijk. Het is een heel natuurlijke reactie voor een werkverslaafde. Maar het is natuurlijk wel een euvele zaak. Dat realiseerde ik me na een paar minuten. Hoe is het mogelijk, dacht ik, nu heb ik al twee computers tegelijk nodig om mijn werk voor me te doen. Het wordt tijd om even stevig op de rem te trappen.

Mijn oplossing was even simpel als doeltreffend: dit was de ideale gelegenheid om een dichtbundel ter hand te nemen. Gedichten zijn een vorm van literatuur die veel concentratie vergt. Je verorbert daarom nooit een hele bundel achter elkaar, net zo min als je een wiskundeboek in één ruk uitleest. De materie heeft tijd nodig om te bezinken. Een paar gedichten achter elkaar is de perfecte dosis. Kortom, dit is de ideale tijdsbesteding voor mensen die niet tien minuten uit het raam kunnen staren als er een mailtje binnenloopt, omdat ze dan door een gevoel van nutteloosheid bevangen worden. Het lezen van poëzie is immers leuk en het is goed voor de culturele vorming. Bovendien maakt het op feestjes meer indruk als je wat gedichten kent dan wanneer je de nieuwste Excel-tips uit de doeken doet (en anders, laat mij u dat verzekeren, komt u op de verkeerde feestjes).

Nu heeft de gemiddelde ingenieur natuurlijk evenveel verstand van poëzie als de gemiddelde dichter van techniek. Daarom wil ik hier met liefde wat tips geven voor diegenen onder u die ook werk willen maken van hun onthaasting. Beginnende poëzielezers beveel ik de bundel ‘Sta op en wankel’ van Ingmar Heytze aan, met lichtvoetige, melancholieke gedichten. Mijn favoriet is Cheops’ ontwaken, dat begint met de prachtige strofe:

Voor een mummie is het leven
even ingewikkeld als de dood.
Na enkele millennia geborgenheid
in zijn grote stenen ijskast
loopt de wekker van de kosmos af
en ontwaakt hij door het licht
van duizend sterren
op zijn uitgedroogd gezicht.

En zo kan ik bezig blijven, citerend uit werk van Ingmar Heytze, of van Hagar Peeters, Menno Wigman, Mustafa Stitou – er is een hele generatie jonge dichters die de plechtige muren van de letterkunde gesloopt heeft. In maart van dit jaar verscheen ook een heruitgave van het werk van Cor Vaandrager, de man die gedichten maakte van recyclede zinnen uit reclamefolders, onderzoeksrapporten en afgeluisterde gesprekken. Iedereen die weet hoe aandoenlijk een gewoon schroefje kan worden als je het isoleert en probeert te begrijpen welke wereld er wel niet achter ligt, moet Vaandragers werk kunnen waarderen, hoe ontoegankelijk het bij vlagen ook is.

U begrijpt, ik heb een missie die er uiteindelijk toe moet leiden dat ingenieursbastion Rijkswaterstaat een dichtbundel in het kerstpakket doet. Maar het omgekeerde vind ik ook belangrijk: de schoonheid van de techniek verklaren aan dichters. In literaire kringen is het vaak moelijk uitleggen wat er nu zo mooi is aan techniek. Nuttig, knap, fascinerend – oké. Maar mooi?

Probeert u nou eens te formuleren wat u in dergelijke gevallen zou zeggen, en vervang na afloop overal het woordje ’techniek’ door ‘poëzie’. Ik durf er wel wat op in te zetten dat de argumentatie in beide gevallen stand houdt. Terwijl u aan de slag gaat, lees ik rustig verder, ondertussen een schuin oog op het scherm houdend, want Windows ziet binnenlopende mail niet als activiteit en probeert bij hele lange sessies de Internetverbinding te verbreken. Dat is nou weer de prozaïsche kant van de techniek.

Eerder verschenen in De Ingenieur nr 5, 2002