Kijk uit voor parachutisten

087a

Dinges, de mijnbouwingenieur die de hoofdpersoon is van Fouad Laroui’s roman ‘Kijk uit voor parachutisten’, heeft weinig grip op zijn leven. Zijn carrière in de asfaltfabriek neemt een overwachte wending als hij toevallig in de smaak valt bij De Sigaar, die hem een groot kantoor en een groenogige secretaresse bezorgt. Voor mevrouw Sigaar wordt hij op geheime missie naar India gestuurd om tachtig rode en groene sari’s te kopen. Bij terugkomst blijkt De Sigaar een hartaanval gehad te hebben. Voortaan draagt Dinges verantwoordelijkheid voor het dossier Albanië. De fabriek verkoopt geen asfalt aan Albanië.

Ondertussen zit Dinges ook nog met de parachutist opgezadeld. Die landt op een dag met sterke wind in zijn nek, trekt bij hem in en weigert op te hoepelen. Als de buurvrouw het aanlegt met Dinges, wordt ze meteen door haar man (een ingenieur die meer van zijn computer houdt dan van haar) eruit gegooid. Zo krijgt Dinges er nog een kostganger bij, of eigenlijk twee, want zijn nieuwe schoonmoeder komt mee. Het patroon mag duidelijk zijn. Dinges is zo’n tragikomische held die wel van alles zou willen, maar niet de de daadkracht bezit om werkelijk zelf iets te bereiken.

Het een heeft natuurlijk helemaal niks met het ander te maken, maar ik was net in Laroui’s roman bezig, toen ik weer eens wat hoorde over de JSF. De Joint Strike Fighter, u weet wel, dat technische hoogstandje waar Nederland honderden miljoenen in zou pompen in ruil voor vette tegenorders ten bate van het vaderlandse bedrijfsleven. En dat we aan de ontwikkeling meededen, verplichtte ons natuurlijk niet tot de aanschaf ervan. We konden best later alsnog beslissen een andere straaljager te kopen ter vervanging van de F16.

Dit was wat ik hoorde: de Britten hebben het gehad met de Amerikanen. Die houden steeds meer kennis voor zichzelf en beslissen over ontwerpen zonder even te overleggen met de partners in het project. Zo besloten de Yanks toch maar geen motoren bij Rolls Royce te bestellen, maar op eigen bodem bij Pratt & Whitney. Ook Australië en Italië lieten weten niet blij te zijn met de Amerikaanse interpretatie van partnerschap. Nederland krijgt ook veel minder compensatie dan beloofd, maar houdt zich stil.

Ik had op dat moment ook een woedende Mat Herben verwacht, de vliegtuigspotter die Nederland het JSF-project binnenleidde. Maar Mat maakte zich druk om iets anders, namelijk het ongeveer tegelijkertijd verspreide bericht dat Defensie besloten had het onderhoud van het nog niet bestaande toestel uit te besteden aan een Italiaans bedrijf.

Mat sprak er schande van: al onze prachtige JSF-kennis dreigde verpatst te worden aan de spaghettivreters. En dat terwijl dit project toch zo belangrijk was voor de Nederlandse technologische kennis en de economie in het algemeen. Alleen, dat Italiaanse bedrijf laat het werk gewoon doen door z’n Nederlandse dochter. De kennis en orders die de Amerikanen voor zich houden daarentegen, maken het risico reëel dat de JSF een Betuwelijn met vleugels wordt.

Overigens is het niet alleen nationaal belang, zowel in militaire als in financiële zin, dat de Amerikanen ertoe drijft het JSF-project naar zich toe te trekken. Een hypermoderne straaljager is niet actueel. Luchtgevechten zijn iets uit het verleden. Raketten gaan automatisch naar hun doel en voor verkenningsvluchten gebruik je onbemande vliegtuigjes. Dat geeft minder gedoe met neergehaalde piloten.

Terug naar een geheel ongerelateerd onderwerp, de parachutist die zo hinderlijk in het leven van Dinges landde. Het boek van Laroui, waarin trouwens meer ingenieurs voorkomen dan in enige andere roman die ik ooit gelezen heb, boeide mij sowieso meer dan de lotgevallen van de JSF.

Aan het eind van het verhaal droomt Dinges dat hij sterft en in de hemel belandt, waar hij door de parachutist enthousiast onthaald wordt. Hij pruttelt nog wat tegen, maar realiseert zich dan dat hij nooit meer van zijn opgedrongen vriend afkomt. Hij zal zich moeten verzoenen met zijn lot, zijn onvermogen. Het is niet anders.

Eerder verschenen in De Ingenieur nr 6, 2006.