Hoe meer masten, hoe minder gevaren

139a
De aluminium mutsen kunnen uit het vet, want er is weer paniek over UMTS-masten. De straling zou onze hersenen wel eens langzaam kunnen roosteren. Een complicerende factor bij het weerspreken hiervan is dat je van sommige elektromagnetische straling wel degelijk ziek kunt worden. De feiten op een rijtje.

Wanneer je gelooft dat een mevrouw uit Tiel water kan instralen ten behoeve van een beter leven, hoef je natuurlijk niet te twijfelen bij berichten dat kwaadaardige stralen van telefoonmasten de heilzame effecten van dat ingestraalde water teniet proberen te doen.

Hoewel technici geneigd zullen zijn tot lacherigheid over de symptomen die mensen menen over te houden aan de aanwezigheid van UMTS-masten en andere elektromagnetische straling, worden die symptomen daarvan niet minder. De wereldgezondheidsorganisatie WHO heeft dan ook een naam voor deze symptomen: electromagnetic hypersensitivity (EHS). Het gaat om een reeks van vage klachten, zoals concentratiestoornissen, misselijkheid en hoofdpijn. Dokters wordt aangeraden de symptomen te bestrijden en niet op zoek te gaan naar de oorzaak van het ongemak.

Wetenschappelijk onderzoek slaagt er namelijk niet echt in een correlatie aan te tonen tussen de reële signalen en gezondheidsproblemen – dit in tegenstelling tot andere innovaties, zoals flikkerende beeldbuizen en slechte airco’s, die wel structureel verband houden met vage klachten. Toch blijkt het erg moeilijk om de mythe de wereld uit te helpen. Nog niet alle gaten zijn wetenschappelijk gedicht.

Radicalen

In principe kan elektromagnetische straling op vier manieren invloed hebben op het lichaam. Eén: inductie. Bij lage frequenties (tot 10 MHz) kan straling zorgen voor inductie van elektrische stromen in het lichaam. Dit werkt vooral in op de spieren, die verkrampt kunnen raken, afhankelijk van het geabsorbeerde vermogen. In dit deel van het spectrum bevinden zich wel radiosignalen, maar geen telecom.

Twee: warmte. Vanaf ongeveer 100 kHz verplaatst de energie-afgifte zich van inductie naar directe warmtegeneratie, dat wil zeggen het in trillling brengen van moleculen. De mate waarin deze straling in weefsel doordringt, neemt af met de hoogte van de frequentie. Magnetronstraling (2450 MHz) genereert zijn warmte maximaal twee tot drie centimeter diep in het weefsel, zichtbaar licht (10.000.000 GHz) komt niet verder dan de huid. Dit deel van het spectrum bevat wel telecomtoepassingen, maar hun vermogens vallen in het niet bij dat van de zon.

Het menselijk lichaam hoort geen enkel probleem te hebben met het afvoeren van de warmte die telefoons en zendmasten veroorzaken. De meeste gezondheidsonderzoeken naar schadelijke telefoonstraling concentreren zich op dit thermische effect. Lichaamsdelen met een slechte warmteafvoer, met name ogen en testes, zijn het kwetsbaarst, dus mannen kunnen hun mobieltje beter niet in hun onderbroek stoppen. Ook de veiligheidsnormen over omgang met antennes zijn vooral opgesteld om opwarming te voorkomen. Uit overheidsonderzoek dat eind 2005 gepubliceerd werd, bleek dat alle masten in Nederland ruim binnen de norm blijven.

Drie: ionisering. Vanaf zichtbaar licht naar nog hogere frequenties (ultraviolet, röntgen, gamma) krijgt straling een steeds kwaadaardiger karakter, doordat de hoeveelheid afgegeven energie per foton toeneemt. Moleculen worden afgebroken, vrije radicalen ontstaan, met tumoren als ernstigste potentiële gevolgen. Er is inmiddels een beperkte hoeveelheid onderzoek die suggereert dat ionisering ook te realiseren valt met straling op telecomfrequenties, maar dan moet je weefsel wel een hele poos van dichtbij met een paar Watt aan vermogen bombarderen.

Vier: interferentie. Het klassieke voorbeeld hier is de vulling in een kies die als een antenne radiosignalen blijkt op te pikken. Wie zegt dat het lichaam niet van nature antennes bevat die specifiek reageren op de frequentie van UMTS? Daar is heel lastig uitsluitsel op te geven, laat staan op de vraag of het dan schadelijk is of niet. Dus misschien pikken neuronen wel UMTS-stralen op en raken ze daarvan in de war.

Veel van de iets beter ingevoerde critici mikken op dit effect. Digitale technieken maken bovendien vaak gebruik van pulsen op een bepaalde frequentie, in plaats van een continue stroom die de meeste analoge telecom gebruikt. Die pulsen zouden de risico’s van interferentie verhogen: net als bij het aanduwen van een schommel kan zelfs een puls met laag vermogen op de juiste frequentie voor stevige effecten zorgen, omdat de energie-afgifte zich op één plek in het lichaam concentreert. Bewijsmateriaal is er niet, maar dat zou je kunnen wijten aan een gebrek aan onderzoek. Het is ook erg moeilijk in te schatten wat je hiervoor zou moeten onderzoeken.

Draaggolf

Ontwikkelingen in de telecom zullen ervoor zorgen dat het Nederlandse stralingslandschap de komende jaren voortdurend verandert.
Ten eerste zal het aantal masten voor zowel GSM als UMTS toenemen. Dat is niet per se ongunstig voor de vermeende gezondheidseffecten. Meer cellen/masten betekent immers dat per cel lagere vermogens nodig zijn, omdat een minder groot gebied bestreken hoeft te worden. De vermogenspieken die mensen het dichtst bij de antennes opvangen wordt dus minder. De mensen die binnen het bereik van een mast wonen, gaan er daarom gemiddeld op vooruit als er een mast bijgeplaatst wordt.

In de iets verdere toekomst zullen de antennes misschien weer in aantal afnemen, zonder dat het vermogen omhoog hoeft, omdat mobieltjes ook onderling gaan communiceren en signalen doorgeven. Wie zich dan buiten het bereik van de grote antenne bevindt, maar wel binnen het bereik van iemand anders mobieltje, kan via dat tussenstation toch de antenne bereiken.

De groei van het vermogen aan straling dat een mens oppikt, zal ook niet per se toenemen door een groter aantal kleinere stralingsbronnen, zoals mobieltjes (met bluetooth), wifi-antennes en –ontvangers, en talloze andere draadloze apparaten. Het uitgezonden vermogen per apparaat kan namelijk fors dalen door een andere communicatiestrategie te kiezen, die niet meer gebruik maakt van een enkele draaggolf, maar van ultrakorte pulsen over een breed spectrum. Heel veel energie gaat namelijk zitten in het genereren van de draaggolf en dat is uit het oogpunt van batterij-efficiëntie onwenselijk. De eerste toepassingen zijn onder de noemer ‘ultra wide band’ op de markt.

Kortom, techniekvrezers kunnen warmte als bron van telecom-ellende beter vergeten en zich richten op interferentie. Pulsen hebben namelijk de toekomst. Een muts van aluminiumfolie houdt al heel wat straling buiten de hersenen. En anders veel ingestraald water drinken.

Eerder verschenen in De Ingenieur, nr 2, 2006.