Komkommercentrale

131a

Tegen de tijd dat u dit leest is de komkommertijd voorbij en bent u het vast vergeten, maar tijdens een van de hittegolven van afgelopen zomer stond er dus ineens een berichtje in de krant dat ABN-Amro bereid was te investeren in een kerncentrale in Nederland.

Nog een paar jaartjes wachten en dan kon er een leuk Fins modelletje aan de Eems of aan de Schelde staan. Petten blij, Greenpeace boos, enfin, de reacties kunt u zelf ook wel verzinnen, die hoef ik hier niet op te dissen. En de bank wist niet hoe snel ze het bericht moest ontkennen, want die kent haar consumerende pappenheimers. Einde komkommer.

Maar omdat ik vanwege de komkommertijd toch niet zoveel te doen had, dreven mijn gedachten bij het bericht toch even terug naar eerder dit jaar, toen ik voor het eerst sinds tijden weer eens een fors artikel aan kernenergie mocht wijden. Dat artikel ging de technologische stand der dingen af, van de uranium-mijnbouw via reactorveiligheid naar afvalverwerking. Op al die terreinen gebeurt het nodige ten goede, maar er blijven ook problemen, die bijdragen aan het controversiële imago van kernenergie in Nederland.

De portee van het verhaal was dat het waarschijnlijk nog een jaar of veertig zou duren voor kernenergie als een acceptabel alternatief te beschouwen viel, want dat is de tijd die nucleaire onderzoekers nodig denken te hebben om een inherent veilige centrale te bouwen, die ook nog eens haar eigen afval opbrandt. Kortom, kernergie is een goed idee, zodra met name het struikelblok van het afval afdoende is opgelost. Afdoende betekent in dit verband niet dat het in een of andere bunker ligt te wachten op de volgende ijstijd.

Voor publicatie stuurde ik het artikel nog even naar een lid van de nucleaire lobby om die opinie mee te kunnen nemen. Er kwam een mailtje op verongelijkte toon terug: ik was weer zo’n vooringenomen journalist die alleen maar op zoek ging naar argumenten om het fantastische wonder dat kernenergie heet, te frustreren.

Omdat ik het zelf erg grappig vond, geef ik hier het meest illustere voorbeeld van mijn laakbare redeneertrant. Ik had melding gemaakt van de radio-actieve slurry die bij de uraniummijnbouw als restproduct in een bassin overblijft en bij een dambreuk kan ontsnappen (of bij India mijnen tijdens de moesson sowieso wegspoelt). Typisch voorbeeld van een probleem zoeken dat er niet is. Immers, uit het erts/slurry is al veel uranium gehaald en het is ook nog eens verdund met water. Kortom, dat spul is per kuub veel minder gevaarlijk dan het oorspronkelijke erts. De plaatselijke bevolking zou juist dankbaar moeten zijn.

Maar goed, tussen het lachen door maakte ook een zekere woede zich van mij meester. Ik had mij gematigd pro betoond en kreeg nu het verwijt dat ik contra was. Dan krijgt een mens toch de neiging de kont tegen de krib te gooien en zich bij de tegenstanders te vervoegen. Toen de boosheid weer wat gezakt was, begon ik me te ergeren aan de domheid.

Vorig jaar had ik dat ook al eens gedaan, toen er in Petten slordig gesloten vaatjes waren gesignaleerd. Indertijd overheerste eveneens een verongelijkt toontje. En toen ik er nog eens over nadacht, leek het wel structureel. Veel artikelen met een techische invalshoek op kernenergie gaan gepaard met bittere maatschappijkritiek. Als de politiek zijn benepenheid eens overwon. Als het domme volk maar eens wilde luisteren naar de ingenieurs.

Na een bezoekje aan de website van Wise, onderdeel van de anti-lobby, was ik weer enigszins gekalmeerd. Want daar kon ik weer mooi proza lezen als ‘Wise vindt het van belang deze discussie open en met alle partijen te voeren, zonder vooroordelen, op basis van feiten en cijfers’. Als de conclusie maar vastligt – maar dat stond er dan weer niet bij. Kijk, met dat soort arrogante praat heb ik ook niet zoveel op.

En dus was ik weer in mijn oude status quo beland, net als de rest van Nederland, in de eerste plaats moe van het gedoe. Beide partijen in het debat zeuren en hebben onvoldoende sex-appeal om nieuwe vrienden te maken. Daar wil je gewoon niet te vaak mee lastig gevallen worden. Kerncentrales in Nederland, leuk voor de komkommertijd.

Eerder verschenen in De Ingenieur nr 14/15, 2006.