Plussen en minnen

163

Morgen zijn de eerste algemene beschouwingen van het nieuwe Rotterdamse college. Positief in de begroting is op het eerste gezicht dat de komende vier jaar 200 miljoen euro extra uitgetrokken wordt voor een sociaal programma, met name voor werk, zorg en ‘binding’. Dat laatste is een vage term voor de het verbeteren van de relaties tussen Rotterdammers met de stad en met elkaar. Het valt deels onder de verantwoordelijkheid van GroenLinks-wethouder Orhan Kaya.

Orhan zal zich in zijn beleidsveld participatie de komende jaren vooral richten op taalverwerving, de wet inburgering en het aanmoedigen van burgerinitiatieven. Het gaat om zes tot zeven miljoen euro per jaar. Voor cultuur, Orhans andere beleidsveld, zit er de komende jaren een paar miljoen extra in, met name voor het ‘Huis van de culturele dialoog’. Daarbovenop komt nog eens vijftien miljoen voor de bouw van een urban podium.

Met dat laatste ben ik als voorzitter van Waterfront niet onverdeeld gelukkig. Het faillissement van Nighttown en de financiële strubbels bij Waterfront komen deels voort uit onvoldoende programmeringsgeld om de zalen te vullen. Nog meer zalen erbij zal voor nog meer leegstand zorgen, ben ik bang. Dan heeft Rotterdam er weliswaar een mooi gebouw bij, maar dreigt binnen de kortste keren dezelfde ellende die popnieuwbouw in onder andere Almere, Haarlem, Tilburg, Breda en Zwolle heeft getroffen.