Zendeling voor het atheïsme

216In ‘The God delusion’ trekt Richard Dawkins ten strijde tegen religie. Hij propageert het zuiver wetenschappelijke wereldbeeld met verve en goed gedocumenteerd, al valt er op zijn redeneringen het nodige af te dingen.

Een van de hinderlijkste eigenschappen van zeloten is doorgaans hun totale gebrek aan humor. Er valt dan ook weinig te lachen in het nieuwste boek van Richard Dawkins, die naam maakte met ‘The selfish gene’ en tot ’s werelds bekendste bèta’s gerekend mag worden. Met een dodelijk ernst betoogt hij dat God niet bestaat en dat de wereld een betere plek zou zijn als het geloof werd uitgeroeid.

Als echte wetenschapper zet Dawkins eerst een definitie van God neer. Het gaat hem om de persoonlijke God van jodendom, christendom en islam. Diens pretentie de hemel en aarde geschapen te hebben, brengt Hem in de wereld van de materie en maakt van Hem dus een wetenschappelijke hypothese die overeenkomstig behandeld dient te worden, betoogt Dawkins.

Vervolgens maakt hij gehakt van alle Godsbewijzen die zo in de loop der tijden bedacht zijn. Dat is niet zo’n kunst, want al die bewijzen zijn pogingen om van een geloof een wetenschap te maken. In een moeite door beredeneert Dawkins dat het bestaan van God juist heel erg onwaarschijnlijk is. Het centrale argument luidt letterlijk: ‘A designer God cannot be used to explain organized complexity because any God capable of designing anything would have to be complex enough to demand the same kind of explanation in his own right.’

Het interessante aan dit argument is dat het volkomen overtuigend is voor atheïsten, terwijl een gelovige er zijn schouders om zal ophalen. Dat komt omdat het niet een test is voor God in het algemeen, maar voor een wetenschappelijk toetsbare God, met andere woorden voor een God die zo ontworpen is dat hij verworpen kan worden. Dat is overigens niet erg. Iedere redenering heeft nu eenmaal een beginhypothese nodig en die van Dawkins is net zo willekeurig als die van gelovigen.

Voor het ontstaan van religie bestaan goede evolutionaire en psychologische verklaringen, die Dawkins helder uit de doeken doet. Vanuit dezelfde redeneringen valt ook de moraal te verklaren. Dat is doorgaans een lastig punt, want de natuurwetten dwingen mensen nu eenmaal niet tot goede daden. Psychologische tests tonen echter aan dat religiositeit weinig invloed heeft op iemands ethische beslissingen. Je hoeft dus niet in God te geloven om een goed mens te zijn en het is nogal triest als je enige motivatie voor goede daden bestaat uit angst voor straf in het hiernamaals.

Tot zover loopt de redering redelijk gesmeerd. Maar Dawkins is er nog niet, want op deze manier heeft hij atheïsme alleen gepresenteerd als een rationelere denkwijze die het goede van religie kan behouden. Maar hij wil niet de gelijkwaardigheid aantonen van het atheïsme, maar de superioriteit. Daarvoor moet hij hard kunnen maken dat misdaden die in naam van religie begaan worden, niet voortbestaan in een goddeloze wereld. Stalin, het standaard tegenvoorbeeld, redeneert hij weg door te stellen dat die zijn misdaden niet uit naam van het atheïsme begaan heeft (op zich correct, alleen Albanië onder Enver Hoxha handelde formeel uit naam van het atheïsme).

Een meer principiële discussie of georganiseerd atheïsme tot misdaden in staat is, gaat hij uit de weg, met als argument dat dit ondenkbaar is. Dat is wat magertjes. Er zijn genoeg aanwijzingen om aan te nemen dat iedere van het eigen gelijk overtuigde groep mensen een neiging heeft tot agressief gedrag jegens anderen. Het atheïsme heeft alleen nog nooit genoeg macht gehad om zich op enige schaal te misdragen.

Dawkins heeft ook een programma om het atheïsme in de toekomst meer macht te bezorgen. Het moet maar eens afgelopen met het indoctrineren van kinderen op jonge leeftijd. Religieus opvoeden is namelijk een vorm van kindermishandeling. Ieder kind zou alle opties opgediend moeten krijgen en een rationele keuze maken zodra hij daaraan toe is. Hij zegt het niet hardop, maar Dawkins denkt ongetwijfeld dat atheïsme op deze manier een eerlijker kans krijgt. Hij ontleent namelijk veel vreugde aan zijn zuiver wetenschappelijke wereldbeeld en gunt dat anderen ook.

‘The God Delusion’ is een krachtig boek. Dat is vooral te danken aan Dawkins’ uitzonderlijke gave tot beknopt en helder argumenteren. Atheïsten zal het overtuigen, gelovigen niet. Maar beiden krijgen met dit boek een mooi pamflet voor puur rationeel denken in handen.

Richard Dawkins, The God delusion. Bantam, 2006.