De motie: dus toch, dus toch

286

Ik dacht van mezelf dat ik misschien wat te paranoïde was in mijn analyse dat de aanjagers van de motie ‘evaluatie verkiezingen’ een dubbele agenda hadden, namelijk een campagne voor het senatorschap van Leo Platvoet. Ik had helaas gelijk. De bedoeling was om de motie, anders dan gebruikelijk, voorin het congres te behandelen. Als woordvoerder zou Leo zich dan alvast wat kunnen profileren. Dat opzetje, waarvoor Paulus de Wilt achter de schermen bij het congrespresidium lobbyde, mislukte (een oudgediende in de wandelgangen: “Ja, zo deed Tom Pitstra dat vroeger ook altijd”).

Toen kwam het grove geschut. Op het podium werd achtereenvolgens de kandidatencommissie verdacht gemaakt (die daar niet adequaat op reageerde), op een irrelevant moment uitgebreid reclame gemaakt voor Leo, de competentie van twee andere kandidaten voor de senaat in twijfel getrokken en de vooraf afgesproken verkiezingsprocedure ter discussie gesteld. Het zou mij niet verbazen als deze negatieve strategie Leo zijn plek in de Eerste Kamer gekost heeft.

De behandeling van de motie zelf, aan het eind van het congres, werd een beetje een anticlimax. Indieners en bestuur waren het eens over een compromis. Toch viel in de pleidooien nog goed te horen waar het om ging. Leo legde in zijn pleidooi de nadruk op woorden als ‘van onderop’ en ‘onafhankelijke commissie’, daarmee suggererend dat de partijtop anders aan het bedisselen zou slaan. De herkozen partijvoorzitter Henk Nijhof, die de zaak goed managede, onder andere door Paulus voor de onafhankelijke commissie te vragen, sprak regelmatig van ‘met respect voor elkaar’, zo suggererend dat het daaraan wel eens ontbrak.

Wat ik mij nu nog afvraag: die 275 mensen die hun naam onder de motie zetten, voelen die zich niet ontzettend voor het karretje gespannen?