De wet en de statuten

444

In de discussie over de ongehoorzame statenleden (.pdf) is een paar keer aangevoerd dat zij toch het wettelijke recht hebben op een voorkeursstem. Dat klopt. Zij hebben ook het grondwettelijke recht om te beweren dat de politie met scherp zou moeten schieten op rellende Marokkanen en dat de A4 Midden Delfland onverwijld achtbaans aangelegd dient te worden. Er is omgekeerd geen enkele wet die hen verplicht een deel van hun vergoeding af te staan aan de partij.

Waar het om gaat is dat iemand die vrijwillig actief lid wordt van GroenLinks, bepaalde beperkingen aanvaardt, met als doel tot de groep te behoren. Een van de beperkingen die je als statenlid aanvaardt, is dat je bij de senaatsverkiezingen op de bovenste van de lijst stemt. Besluit je dat je je niet aan de beperkingen wilt houden, dan plaats je jezelf buiten de groep. Je handelt dan als burger, niet als GroenLinkser. De groep moet vervolgens beslissen of ze je overtreding ernstig genoeg vindt om je permanent buiten te sluiten.

Ik zal niet betogen dat de Zuid-Hollandse statenfractie een rode kaart verdient voor haar handelen. Wel een knalgele. En dan niet eens zozeer als straf – gedane zaken nemen geen keer en deze fout kan deze fractie niet opnieuw maken – maar vanwege de precedentwerking.

Als de provinciale ledenvergadering niet heel duidelijk aangeeft dat de fractie fout zat, dan is dat voor de volgende keer een vrijbrief aan alle statenfracties om naar believen te stemmen (ik heb er alle vertrouwen in dat GroenLinksers creatief genoeg zijn om een reden te verzinnen waarom een of andere procedure niet gedeugd heeft). Laat de provincie dit op zijn beloop, dan is het betreffende artikel 58 uit het huishoudelijk reglement een dode letter geworden en wordt de GroenLinkse senaatsverkiezing voortaan een tombola.