Geen toneel voor Palestijnse meisjes

487

Omdat het toch regent in Cobán en de logs van Michel me prikkelen, doe ik ook maar een Palestijnse duit in het zakje. Twee jaar geleden was ik ook in Israel (met enige moeite, na aan de Egyptische grens uitgebreid ondervraagd te zijn, mijn rugzak helemaal uitgepakt te hebben en onder andere mijn riem en schoenen te hebben laten controleren op chemische sporen).

Op uitnodiging van twee Amerikaanse meiden bracht ik een bezoek aan een vluchtelingenkamp in Bethlehem. Het jaar daarvoor hadden ze door een ngo betaald een cultureel project gedaan en daarbij was hun opgevallen dat alleen jongens mochten meedoen.

Dus waren ze nu op eigen gelegenheid en kosten de strijd met de leiding van het culturele centrum aangegaan om ook iets voor meisjes te mogen doen. Na veel zeuren en dreigen was dat gelukt. Het zou een mooie toneelvoorstelling worden. Een paar maanden later kreeg ik een mailtje van ze. De leiding had op het laatste moment besloten dat de voorstelling toch niet door mocht gaan.

De woede van de Amerikaansen over de willekeurige nachtelijke invallen van het Israelische leger, puur bedoeld om de angst erin te houden, was groot en oprecht. Maar voor hun woede over de achterstelling van Palestijnse vrouwen, die vaak onbesproken blijft omdat er nu eenmaal een grotere zaak is, gold hetzelfde.