Een, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven, acht, negen

673a
Op het eerste gezicht lijkt ‘One to nine’ van Andrew Hodges een boek met wiskundige trivia en non-trivia, zoals er wel meer zijn. Dat is een ontzettende onderschatting.

Ooit een wiskundeboek in handen gehad waarin de Pet Shop Boys maar liefst zes keer geciteerd worden? Andrew Hodges, natuurkundig onderzoeker te Oxford, draait er zijn hand niet voor om. Science fiction auteurs als H.G. Wells (‘War of the worlds’) en Arthur C. Clarke (‘2001’) waaien even makkelijk voorbij als de onwaarschijnlijke benadering van pi door Srinavasa Ramanujan, die er een gewoonte van maakte ingewikkelde formules op te hoesten waar wiskundigen vervolgens tientallen jaren voor nodig hadden om het bewijs te leveren.

Het is moeilijk vast te stellen wat voor boek ‘One to nine, the inner life of numbers’ is. Er zijn negen hoofdstukken, voor ieder cijfer één, behalve nul, want die zit niet in de sudoku. Die hoofdstukken gaan ook min of meer over het betreffende getal, maar zo heel erg nauw neemt Hodges het niet.

Hoofdstuk vijf, bijvoorbeeld, begint met een drie pagina’s lange beschouwing over ‘1984’ van George Orwell. In dat boek stelt de hoofdpersoon, Winston Smith: ‘Vrijheid is het recht om te zeggen dat twee en twee vier is. Als dat is toegestaan, volgt de rest.’ Verderop in de naargeestige roman bekent Smith onder marteling dat twee plus twee vijf is. Vijf is een leugen, de opgedrongen waarheid van de tyrannie.

Op een onnavolgbare wijze gaat het vervolgens over magie en het pentagram dat daarin een belangrijke rol speelt. Hodges ontleedt het pentagram en vindt de gulden snede, waarin wortel vijf opvallend aanwezig is. Van de gulden snede gaat het naar de reeks van Fibonacci en enigszins geforceerd naar Penrose-tegels, die op een onregelmatige wijze een vlak kunnen bedekken. De bedenker daarvan, Roger Penrose, heeft ook een quantum-theorie over de werking van de hersenen opgesteld, die draait om de Fibonaccigetalen 5, 8 en 13. Kortom, als die theorie klopt, draait het bewustzijn om het getal 5, concludeert Hodges. Waarmee hij een bruggetje heeft om terug te keren naar Orwell, wiens roman ook gaad over de vrije, bewuste geest. Er is een verschil tussen willoos oplepelen dat twee plus twee vijf is en werkelijk begrijpen dat twee plus twee vier is.

Dat klinkt alsof ‘One to nine’ alle kanten uitwaaiert. En dat is ook zo. Het boek heeft eerder de structuur van een roman dan van een wetenschapsboek. De cijfers worden personages, ze hebben niet zozeer eigenschappen als wel karakters. Hoofdstuk negen gaat over negen, maar eigenlijk over oneindige reeksen en cryptografie. Zeven zit zwaar in de kosmologie. Drie begint met de harmonie van muziek (al moet juist dit hoofdstuk het zonder quote van de Pet Shop Boys stellen), maar eindigt met quarks, de deeltjes die hun naam ontlenen aan een citaat van de Ierse auteur James Joyce: ‘Three quarks for Muster Mark’. Ergens tussendoor legt een drugsdealer uit waarom je geen enkel getal door nul kunt delen behalve nul zelf.

Al lezende ontkomt niemand aan de impressie dat Andrew Hodges gewoon een aantal onderwerpen aan elkaar praat die hem bezig houden, afgewisseld met anekdotes, puzzels en een enkel grapje. Na verloop van tijd begint echter op te vallen dat bepaalde thema’s en personages steeds terugkeren: de sudoku, Kurt Gödel, Albert Einstein. Bovendien geeft Hodges blijk van zo’n brede wiskundige en culturele kennis dat hij de lezer ervan overtuigt dat er een patroon is – ookal ziet de lezer dat patroon zelf misschien niet direct. Het zijn technieken uit de roman, die immers evenmin de feiten onder de neus van de lezer duwt, maar door suggestie een beeld probeert op te roepen.

Ja, ‘One to nine’ is een bizar boek. Wie op zoek is naar overzichtelijk gepresenteerde wiskundige informatie zal in verwarring achterblijven. Wie bereid is zich te laten meevoeren in de stroom van Hodges’ wiskundige associaties, leest een meesterwerk in een totaal nieuw genre.

Andrew Hodges, ‘One to nine, the inner life of numbers’, Short Books, 2007.