De eeuwigheidskunstenaar

731

Abdelkader Benali schreef ‘De eeuwigheidskunstenaar’ vorig jaar ter gelegenheid van de tachtigste verjaardag van Harry Mulisch. Het gaat over de gelauwerde schrijver Felix Opland, in wie Mulisch eenvoudig te herkennen valt. Mulisch gebruikte Felix als alter ego in zijn boekenweekgeschenk uit 2000. Het waarom van ‘Opland’ heb ik zo gauw niet kunnen achterhalen.

Felix Opland stapt op het vliegtuig naar Venetië om een prijs in ontvangst te nemen en merkt bij aankomst dat hij vijftig jaar jonger geworden is. Hij heeft de eeuwige jeugd verworven. Het geeft aanleiding tot Mulischiaanse bespiegelingen, als altijd op de grens van diepzinnigheid en lariekoek.

Allusies aan Mulisch werk in overvloed, zoals de komeet die een jonge reporter verplettert op het moment dat die een bovennatuurlijke waarheid dreigt te ontdekken, rechtstreeks ontleend aan ‘De ontdekking van de hemel’. In de persoon van Karim is er ook een typisch Benali-personage aanwezig. In diens ‘Bruiloft aan zee’ had een taxichauffeur ook de rol van boodschapper.

Toch is ‘De eeuwigheidskunstenaar’ geen eerbetoon aan Mulisch. Het is een eerbetoon aan Thomas Mann, wiens ‘Tod in Venedig’ uitgebreid aan bod komt. De nogal verwaande Opland leert in zijn verworven jeugdigheid de wanhoop kennen die Mann in zijn boek zo beklemmend schetst. ‘De eeuwigheidskunstenaar’ hinkt daardoor een beetje op twee gedachten, maar het is een aangename novelle om een uurtje mee door te brengen.