De film die niet bij naam genoemd werd

798

Zelfs toen er inderhaast nog vier stapels stoelen bij gezet waren, moesten er mensen staan vanmiddag bij de oprichting van het Platform voor Levensbeschouwing en Religie in de burgerzaal van het stadhuis. Een bont gezelschap van joden, christenen, moslims, humanisten, hindoes, buddhisten en bahai sprak en zong elkaar toe. Wethouders Jantine Kriens en Hamit Karakus vertegenwoordigden de gemeente.

Het platform is het eindresultaat van een proces dat twee jaar geduurd heeft en waaraan ik namens GroenLinks mijn steentje heb mogen bijdragen. Tijdens de verkiezingscampagne 2006 belandde ik in de werkgroep Overheid Kerk Samenleving, waarin vertegenwoordigers van politieke partijen en kerken met elkaar praatten hoe elkaar beter te vinden. Er bestonden wel wat structuren, ook naar moslimorganisaties, maar zeker met de naderende WMO had het stadhuis behoefte aan een overkoepelend aanspreekpunt.

Dit aanspreekpunt is er nu. Dat kwam het college afgelopen donderdag al goed van pas toen Leefbaar Rotterdam opriep een discussie te organiseren over zekere film. “Daar hebben we nu een platform voor.” Maar goed, de bijeenkomst van vanmiddag was niet bedoeld voor woordwisselingen, zoals Marianne van den Anker van LR (toch leuk dat ze er was) moest constateren. Het was een feestje.

Toch hing de film boven de bijeenkomst, omdat ze duidelijk maakt hoezeer gemeenschappen elkaar nodig hebben. De unaniem gekozen voorzitter van het platform, Simon Cohen, stelde het indirect aan de orde door te vertellen hoe hij in 1987 theater Lantaren/Venster bezet had, omdat daar het antisemitische toneelstuk ‘Het vuil, de stad en de dood’ van Fassbinder opgevoerd zou worden. De kerken hadden zich toen vierkant achter de joodse gemeenschap opgesteld. Dat riep hij graag even in herinnering.