Kinderopvang terecht gekort?

816

Het was een van de vreemdste overheidsmanoeuvres van de laatste jaren. Als oma behoeftig was, kreeg ze steeds minder geld voor zorg, maar als oma nog zo vief als een hoentje was, kreeg ze geld toe om op de kleinkinderen te passen. In beleidstermen: de wet maatschappelijke ondersteuning (wmo) dumpte zorgtaken in de samenleving, terwijl de wet kinderopvang juist zorgtaken naar de overheid toe haalde.

Daar wordt nu paal en perk aan gesteld, want het geld stroomt weg, voor een aanzienlijk deel naar mensen die het prima zelf kunnen betalen. Natuurlijk is er een hoger doel: meer vrouwen aan het werk krijgen. Dat is gelukt. Het risico is dat werkenden weer gaan afhaken, als er geen geld meer is om gastouders (lees: oma en de buren) te betalen. Dat ouderen verkommeren in bejaardentehuizen is kennelijk geen hindernis.

Het wordt tijd voor een integrale afweging van zorgtaken, waarbij iedereen bijdraagt, in geld ofwel in vrijwilligerswerk. Wie kinderen in de opvang doet, krijgt meer eigen tijd en kan daarin werken om geld te verdienen, maar ook als vrijwilliger bejaarden bezoeken – allebei manieren om de opvang te betalen. Wie te beroerd is om zelf kinderen op de wereld te zetten, moet heel wat bejaarden bezoeken om te maken dat hij na zijn pensioen ook nog wat aanspraak heeft.

Alleen door een duidelijke link te leggen tussen kosten van zorg en de betaling ervan, belandt die zorg op de juiste plaats. Niet alle zorg is een overheidstaak. Maar de overheid kan wel randvoorwaarden stellen, zodat het benodige vrijwilligerswerk evenwichtig gespreid en gewaardeerd wordt. (gc)