Onvermijdelijke zet van de RRKC

818

Vier jaar geleden had de Rotterdamse Kunst Stichting (RKS), de voorganger van de huidige Rotterdamse Raad voor Kunst en Cultuur (RRKC), hetzelfde probleem als nu: te weinig geld om een fatsoenlijk advies neer te zetten dat recht deed aan zowel grote als kleine instellingen. De RKS legde het probleem bij de politiek, die voor de weg van de minste weerstand koos en de kleintjes wegsneed. Een vanuit GroenLinks geïnitieerde protestbeweging kon er weinig meer aan doen.

Dus besloot de RRKC het deze keer anders aan te pakken en een paar grote instellingen te slachtofferen, in de verwachting zo genoeg rumoer te genereren om bezuinigingen te voorkomen. En inderdaad, rumoer zat. Maar de grote instellingen zijn merkwaardig genoeg niet zozeer een lobby naar de politiek gestart voor meer geld, als wel een aanval op de RRKC.

De vraag is wat ze daarmee denken te bereiken. De RRKC heeft de cultuur in Rotterdam een grote dienst bewezen door de vinger zo hard mogelijk op de zere plek te leggen. De grote instellingen zouden er beter aan doen samen met de RRKC op te trekken naar de politiek, die in Rotterdam met gemak tientallen miljoenen in teleurstellende bouwputten dumpt, maar bij iedere ton voor cultuur een moeilijk gezicht trekt. Hard wakkerschudden was een onvermijdelijke noodzakelijkheid.

Lullig voor de Kunsthal dat ze nu even met opheffing bedreigd wordt, maar zo gaan die dingen. Vier jaar geleden mochten de kleintjes de hal van de schouwburg gebruiken voor een protestactie en de wethouder kwam zowaar nog even langs. Die bezuinigingsactie was ook erg slecht voor de stad. Maar het gedrag van de getroffenen was indertijd wel waardiger dan de modderpartij die zich nu ineens manifesteert.