Capriolen in de Rotterdamse cultuur

823

Anderhalve week na het bekendworden van de adviezen van de RRKC doet zich een merkwaardige situatie voor in de Rotterdamse cultuur. Enkele instellingen die op de wip zaten, hebben een garantie van voortbestaan gekregen, maar de positief geadviseerde organisaties moeten maar afwachten of zij niet het gelag gaan betalen. Het college van B&W heeft namelijk wel garanties afgegeven, maar nog niet extra geld uitgetrokken.

Ondertussen pende de secretaris van de RRKC, Hugo Bongers, een curieus stuk (in de Volkskrant, niet online, samenvatting hier), waarin hij stelde dat het systeem van vierjaarlijkse beoordelingen niet werkt voor grote instellingen, omdat die dure gebouwen hebben en personeel dat volgens cao werkt. Het leek bijna alsof zij het maar zwaar hebben, vergeleken met de kleine en middelgrote instellingen, die slecht gehuisvest zijn en personeel tegen minimumloon of minder moeten laten werken.

De suggestie die dit wekt is dat een instelling permanent bestaansrecht heeft zodra ze een cao voor haar personeel heeft geregeld. Dat lijkt mij onzin. Er is helemaal niks mis mee om af en toe een grote instelling weg te snijden om ruimte te maken voor nieuwe initiatieven. De RRKC moet de rug recht houden in de golf van kritiek die ze nu over zich heen krijgt, en ook in de toekomst blijven doen wat ze nu gedaan heeft: eens in de zoveel tijd een paar grote instellingen de wacht aanzeggen. Anders krijgt de Rotterdamse cultuur een waterhoofd.

Natuurlijk hoop ik ook dat het college de sluipende bezuinigingen een halt toeroept en een paar miljoen extra uittrekt, zodat de Rotterdamse cultuur op niveau verder kan. Zoniet, dan houd ik mijn hart vast dat niet hetzelfde gaat gebeuren als in 2004, namelijk dat de mastodonten ontzien worden, terwijl de kleine en middelgrote clubs te horen krijgen: jullie werden de afgelopen vier jaar ook al ondergewaardeerd, dus dan kunnen daar nog wel vier jaar bij.