Het geloof van Femke, Ineke, Kees en anderen

1031

Ruim tien jaar geleden schreef ik mijn eerste artikel voor de Linker Wang. Dat ging over het geloof van de topkandidaten op de GroenLinks kandidatenlijst van indertijd. Ab Harrewijn, die nummer tien stond, was daar nieuwsgierig naar en liet mij in de telefoon klimmen om onder het mom van een artikeltje indiscrete vragen te stellen. Na een gezellige redactievergadering gisteren besloot ik dat artikel nog eens op te graven en ik vond het leuk genoeg om hier te posten, al is het nogal lang.

Van de partijen die GroenLinks vormden, hadden er twee een sterke christelijke inslag, de PPR en de EVP. Het expliciete evangelische karakter mag er dan in het fusieproduct met PSP en CPN misschien een beetje af zijn, van God los is de partij zeker niet. In maatschappelijke kwesties trekken kerken en GroenLinks vaak samen op, de contacten met de RPF floreren en twee dominees figureren op de landelijke kandidatenlijst (Ab Harrewijn op tien en Henk Koetsier op twintig). Tijd dus om eens te kijken naar de achtergrond van de rest van de kandidaten en hun visie op kerk, politiek en samenleving.

Hugo van der Steenhoven, nu nog wethouder in Utrecht en nummer zes op de kandidatenlijst, bekent vrijwel onmiddellijk: ‘Ik kom uit een actief AR-gezin. Als familie hadden we een eigen bank in de kerk in Dordrecht, waar we elke zondag heen gingen. We mochten op zondag ook niet buiten spelen en zo. Ik herinner me nog de echte hel-en-verdoemenisdominees, daar heb ik minder goede herinneringen aan. Later, we hebben het over de jaren zestig, nam de strengheid bij mijn ouders af, zodat ik zelf niets heb hoeven bevechten.’

Geen Jan Wolkers-achtige trauma’s dus bij Van der Steenhoven, die nu niet meer aan een kerkgenootschap verbonden is, maar zijn erfenis ook zeker niet aan de dijk gezet heeft. ‘Ik heb me altijd erg verbonden gevoeld met de rol van de AR in het verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog. Verschillende familieleden zijn vanuit hun geloofsovertuiging in het verzet gegaan en zo heb ik het anti-fascisme van huis uit meegekregen. Ook het gevoel voor sociale rechtvaardigheid dat tot het karakter van het christendom behoort, speelt een rol in mijn politieke stellingname. Alleen zijn die aspecten beter blijven hangen dan de strenge gelovigheid.’

Een vergelijkbaar verhaal, maar dan met een katholiek sausje, vertelt financieel specialist Kees Vendrik, die een plaats lager staat dan Van der Steenhoven. ‘Mijn ouders hadden een instelling die in de richting ging van wat nu de acht mei beweging voorstaat’, haalt hij op. ‘Mijn vader is inmiddels overleden, maar mijn moeder voelt zich daar zeer bij betrokken. Ik ben dus wel religieus of spiritueel opgevoed, maar niet streng. En dat is zoveel prettiger.’

‘Natuurlijk is er een verband met de politiek, je opvoeding krijg je toch mee’, vervolgt Vendrik, die momenteel bij de FNV te Groningen werkt. ‘Alleen zal ik nooit zover gaan dat ik een morele stellingname aan het christendom ontleen, zoals diep religieuze mensen dat wel hebben.’ Vendriks verhaal is symptomatisch voor veel GroenLinkse politici in den lande: liberaal christelijk opgevoed, daar zonder rancune in meer of mindere mate van losgegroeid, maar altijd de behoefte gehouden vast te houden aan de ethiek, liefst vertaald in concrete maatschappelijke actie.

Die vlieger gaat net zo goed op voor nummer vijf Ineke van Gent, eveneens werkzaam bij de FNV. Zelf zegt ze niet expliciet christelijk te zijn opgevoed, maar ze bewaart wel goede herinneringen aan de week die ze doorbracht in Taizé, de oecumenisch gemeenschap in Frankrijk die vooral jongeren aantrekt: ‘Dat heeft indertijd diepe indruk op mij gemaakt, dat je met jongeren uit de hele werd bijeenkomt en met spiritualiteit kunt bezig zijn zonder dat het meteen een bepaalde richting uitgaat.’

Een heel contrast met thuis, legt Van Gent uit: ‘Ik zat indertijd op een christelijke school. Katholieken mochten niet in het bestuur, omdat ze van het verkeerde geloof waren – absurd, vond ik. Dat soort dingen heeft mij altijd ontzettend gestoord.’

Inmiddels heeft Van Gent weinig binding meer met het geloof (‘hoewel je natuurlijk altijd bij je draagt wat je hebt meegekregen’), maar net als haar reeds genoemde lijstgenoten heeft ze het niet ver van zich afgeworpen. Bij de rol van religie in de samenleving denkt zij vooral aan initiatieven als De arme kant van Nederland. ‘Het is goed dat het geloof op die manier vertaald wordt, als hulp aan mensen die het benauwd hebben.’

Kamerlid Marijke Vos, als ‘kroonprinses’ op nummer twee van de lijst beland, heeft een degelijke katholieke jeugd achter de rug, met regelmatige kerkgang, eerste communie en vormsel. ‘Mijn ouders praatten met ons vooral over de strenge manier waarop hun ouders hen opvoedden’, herinnert zij zich. ‘Zelf ben ik dus niet streng opgevoed. Mijn ouders gaan nog wel naar de kerk, maar bij mij is het op een gegeven moment verwaterd.’

Vos ziet vooral de opdracht sociaal met elkaar om te gaan als de erfenis die ze heeft meegkregen. ‘Heel soms, met Kerstmis bijvoorbeeld, kom ik nog wel eens in een kerk, vaak met mijn ouders. Ik houd wel van die tradities. Maar ik moet eerlijk zeggen dat ik kerken vooral als toerist van binnen zie, het zijn altijd prachtige gebouwen.’

Ondanks de verwijdering – het verhaal begint eentonig te worden – ziet Vos de kerken nog altijd als bondgenoten: ‘Kerken spelen een belangrijke maatschappelijke rol, in de strijd tegen het materialisme, bijvoorbeeld via zo’n actie tegen de 24-uurs economie die nu gevoerd wordt. Ze bieden een tegenwicht, wijzen erop dat er nog andere waarden in het leven zijn. En uiteraard bieden ze inspiratie en steun aan veel mensen – hoewel ik die zelf tegenwoordig aan andere dingen ontleen.’

Waar bij veel van de kandidaten het actieve kerkelijke leven op de achtergrond is geraakt, geldt voor Corrie Hermann, de nummer acht op de lijst, het omgekeerde. Zij trad pas op latere leeftijd toe tot de Remonstrantse Gereformeerde Gemeente. ‘Dat is in de huidige tijd inderdaad opvallend’, geeft ze toe, om te vervolgen: ‘Als jongvolwassene kijk je toch om je heen op zoek naar een levensbeschouwing. Ik denk dat mijn besluit te maken heeft met wat de VPRO indertijd uitdroeg. Hun dagsluitingen werd regelmatig gedaan door dominees uit de Remonstrantse gemeenschap, die altijd open heeft gestaan voor invloeden van buiten. Zelf kwam ik uit een vrijdenkende, intellectuele familie, dus dat sloot goed aan.’

Hermann ziet een verband tussen de steeds grotere nadruk op het materiële, het afbrokkelende idee van solidariteit en het buiten beeld raken van het christendom. ‘Ik betreur dat wel’, zegt zij. ‘Natuurlijk is het geen oplossing als iedereen ineens weer naar de kerk zou gaan, maar men denkt te makkelijk: als het loonstrookje er maar goed uitziet. Solidariteit is geen exclusief domein van het christendom, maar het is wel een belangrijk onderdeel ervan – en daarom bepalend voor de manier waarop je tegen mens en maatschappij aankijkt.’

Staan er dan helemaal geen geboren en getogen vrijdenkers op de lijst? Jawel. Femke Halsema, die als ‘overloopster’ van de PvdA op de derde plek van de GroenLinkse lijst terecht kwam, associeert ‘christendom’ vooral met het CDA. ‘Het is heel natuurlijk dat de traditie de waarden in de maatschappij bepaalt, maar ik denk dat religie in zijn georganiseerde vorm soms wat teveel invloed heeft. Ik heb alle respect voor mensen die politiek bedrijven vanuit hun religieuze overtuiging, maar anderzijds ben ik een sterk voorstander van de scheiding tussen kerk en staat. Zeker in de periode van de verzuiling is die er te weinig geweest.’

Scheiding van kerk en staat dus, maar niet van geloof en maatschappij, want dat zou het recht op de persoonlijke overtuiging inknotten. Het is een mooie samenvatting van zes standpunten.