Rapport De Boer (2): meer landelijke bemoeienis

1038

Een van de aanbevelingen van Wim de Boer na onderzoek van de Rotterdamse kwestie, is dat het landelijke partijbestuur proactiever de vinger aan de pols moet houden in de grote steden. Nu komt het bestuur pas in beeld als het mis gaat en dat kan de partij zich niet veroorloven, gezien het grote belang van prestaties in de grote steden voor het partij-imago (denk ook aan de Haagse affaire zeven jaar geleden).

Rotterdam is daarbij een kwetsbare schakel en zal dat voorlopig blijven, om de simpele reden dat een kern van ongeveer vijftig actieve leden zeventien (deel)raadsleden, verdeeld over elf fracties, en zes bestuurders in de lucht houdt. Voor de verkiezingen van 2006 waren dat er nog meer. De hoeveelheid taken op het bordje van het afdelingsbestuur is eigenlijk te groot.

De vergelijking met Amsterdam werd gisteren meerdere malen gemaakt. Daar zijn de stadsdelen zelfstandige afdelingen. Per lid krijgt Amsterdam daarom meer geld dan andere steden, namelijk een keer voor de afdelingen (stadsdelen) en een keer voor de federatie (stad). Het totaal aantal leden is bovendien vier keer zo groot als in Rotterdam. Het gevolg is dat GroenLinks Amsterdam professioneler georganiseerd is dan Rotterdam.

De gedachte van meer landelijke ondersteuning, ook als dat meer bemoeienis met zich meebrengt, werd door de Rotterdamse leden dan ook positief ontvangen. In overleg met het partijbestuur gaat in de komende maanden een professionele interimvoorzitter aan de slag om een voorstel te maken voor een nieuwe structuur, werkwijze en afdelingsbestuur. Een van de opties daarbij is dat GroenLinks zich terugtrekt uit een of meer deelgemeenten. Wegens gebrek aan kader doet GroenLinks nu in twee deelgemeenten niet mee.