De metafysische ingenieur

1069

De Portugese futurist Álvaro de Campos mag een van de meest uitbundige dichters ooit heten. Hij studeerde maritieme techniek in Glasgow, reisde langdurig in het verre oosten, maar streek uiteindelijk neer in Londen, waar hij zich te buiten ging aan bisexuele uitspattingen. Daarnaast schreef hij honderden gedichten, samengebracht in bundels met titels als ‘De sensationistische ingenieur’ en ‘De metafysische ingenieur’, die pas na zijn dood gepubliceerd zouden worden (recent verscheen een kloeke Nederlandse uitgave in twee delen). Uit het gedicht ‘Lisbon revisited’ komen de regels:

Ik ben technicus, maar alleen technisch binnen mijn techniek
Daarbuiten ben ik gek, met alle recht om het te zijn
Met alle recht om het te zijn, verstaan?

De ingenieur verloochent zijn afkomst niet. Met name in De Campos’ vroegste gedichten wemelt het van de fabrieken, schepen en machines, beeldspraak voor het techno-optimisme van de jaren tien en twintig. Het futurisme was als kunststroming begonnen in Italië, waar de schrijver Filippo Marinetti in 1909 het Futuristische Manifest publiceerde. Al het oude had afgedaan, stelde hij, technologie moest het onderwerp worden van de nieuwe kunst. In eigen land had de stroming vooral invloed op de beeldende kunst en literatuur. Marinetti, niet de meest begenadigde literator van het stel, schreef bijvoorbeeld een ode op de racewagen, met regels als:

Onstuimige god uit het ras van staal
Automobiel dronken van ruimte
Stampend van angst, het bit tussen je snerpende tanden

Aan romans deed het futurisme niet, want die hadden niet de snelheid van de moderne tijd. Wel waren ze grofgebekt, nationalistisch en arrogant. Bij Marinetti leidde dat ertoe dat hij zich aansloot bij de fascisten van Mussolini, die een einde zouden gaan maken aan de gezapigheid van de bourgeoisie. Hij kwam nogal van een koude kermis thuis, toen bleek dat de fascisten er op cultureel vlak een weinig vooruitstrevende smaak op nahielden. Mussolini weigerde het futurisme tot staatskunst uit te roepen.

Hetzelfde lot trof de Russische futuristen, met dichters als Vladimir Majakovski en beeldend kunstenaars als El Lissitsky en Natalia Goncharova. Zij verwelkomden eerst het communisme, om zich er later gedesillusioneerd van af te keren. Utopisten komen nu eenmaal vaak van een koude kermis thuis.

Zoniet Álvaro de Campos, die zijn optimisme vooral op zichzelf betrok, terwijl hij in het ene na het andere gedicht zijn dédain voor de burgerij uitte. Hij kon zich ook moeilijk aansluiten bij een politieke partij, want hij bestond alleen in het hoofd van Fernando Pessoa, een andere Portugese dichter, die bij zijn leven gebruik maakte van tientallen pseudoniemen, ieder met zijn eigen karakter.

Álvaro de Campos was Pessoa vol bravoure, maar het alter ego groeide ook met zijn gastheer mee. In de oudste werken is de dichtende ingenieur een braller die zijn onzekerheid probeert te verbergen. Later wordt hij stelliger, zekerder van zichzelf. In de laatste bundel, ‘De ingenieur gepensioneerd’, krijgt de zelfreflectie de overhand, al schuwt De Campos de uitroeptekens nooit. Als Pessoa in een crisis terecht komt, omdat zijn beste vriend is overleden, zwijgt De Campos. Voor schreeuwerige gedichten is dan geen plaats. Veel doorleefder kan een alter ego niet zijn.

Toen ik precies een jaar geleden in dit blad een groot stuk over ingenieurs en literatuur schreef, had ik al wel eens iets van Pessoa gelezen, maar kende ik zijn alter ego niet. Een omissie die ik bij deze graag rechtzet, want Álvaro de Campos is de meest curieuze literaire ingenieur die ik ken, omdat hij tegelijkertijd personage is en auteur – buiten de techniek geen technicus, maar allerminst gek.

Eerder verschenen in De Ingenieur nr 20/21, 2008.