Voetbal als technologische proeftuin

1152
Groepen met relatief veel leden die over het randje van de wet gaan, zoals voetbalsupporters, zijn een favoriet doel om technologie op los te laten die de kans op onheil moet voorkomen door de privacy in te perken.

Ruim tien jaar geleden moesten Nederlandse voetbalsupporters allemaal een persoonsgebonden clubcard aanschaffen om nog tot het stadion toegelaten te worden. De kaart werd gepresenteerd als een service card: hij bood de houder allerlei voordelen. Gaandeweg werd hij meer en meer ingezet voor de veiligheid. Het verst gaat momenteel ADO Den Haag, wiens supporters een rfid-chip in hun kaart hebben met een pasfoto erop. Als ze het stadion in willen, maakt een camera een opname van hun gezicht en vergelijkt die met de foto op de kaart. Alleen als ze overeenkomen mag de houder het stadion binnen.

Achter de pasjes zit het Voetbal Volg Systeem. Alle clubs voeren daarin informatie in over probleemsupporters, hun verwachte reisbewegingen en wat dies meer zij. Op grond hiervan vallen analyses te maken welke wedstrijden risico’s met zich meebrengen. De informatie is niet alleen toegankelijk voor clubs en politie in Nederland, maar ook in een aantal buitenlanden. Er zijn immers ook internationale risicowedstrijden. Het effect is inderdaad een betere beheersing van geweld rond stadions, maar ook erosie van individuele rechten. In Engeland, waar een dergelijk systeem eveneens bestaat, is het al mogelijk om een stadionverbod op te leggen wegens de vermeende intentie tot relschoppen.

Overigens zitten de hooligans niet stil. Zij proberen gegevens te verzamelen over de werkwijze van de politie. Waar de politie gezichten van hooligans op een website publiceert, zetten fans van allerlei pluimage foto’s van politie-agenten op internet. De vindingrijkheid om de technologie te omzeilen en alsnog herrie te maken rond wedstrijden, is groot.

Voetbal is één van de cases die uitgewerkt worden in ‘In de greep van de technologie’, het jaarboek van het Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken, dat deze keer geheel gewijd is aan de invloed van technologie op de samenleving. Zestien auteurs uit de wetenschap en journalistiek pakken een onderwerp bij de kop en werken dat op ieder eigen wijze uit.

Huub Dijstelbloem, werkzaam bij het Rathenau instituut, houdt bijvoorbeeld een filosofisch betoog over de menselijke drang zichzelf te ‘verbeteren’ door medische ingrepen, terwijl Volkskrantredacteur Tjerk Gualthérie van Weezel een vrij persoonlijk verhaal doet over een vriend die ondanks zijn werk in de ict probeert geen sporen achter te laten op internet.

Tweederde gaat echter over de invloed van technologie op de persoonlijke levenssfeer. Voetbalsupporters zijn namelijk niet de enigen die zich mogen verheugen in de belangstelling van omvangrijke computersystemen. Het elektronisch kind dossier dat in de maak is, volgt in plaats van potentiële mishandelaars de wederwaardigheden van hun mogelijke slachtoffers. Illegale migranten krijgen het steeds moeilijker om iets van een leven op te bouwen in Europa. Marketeers kunnen hun lol niet op met alle instrumenten die zij tot hun beschikking hebben om burgers informatie af te troggelen en hen daarna te bestoken met aanbiedingen.

Een technosceptisch boek kun je ‘In de greep van de technologie’ niet noemen. Daarvoor zijn de essays te nuchter van toon. Maar verontrusting maakt zich onvermijdelijk van de lezer meester.

Marguerite van den Berg, Corien Prins en Marcel Ham, ‘In de greep van de technologie’. Van Gennep, 2009.