Veertig verdiepingen klassenstrijd

1200

“Later, as he sat on his balcony eating the dog, Dr Robert Laing reflected on the unusual events that had taken place witin this huge apartment building during the previous three months.”

Zo begint de roman High-Rise van James Graham Ballard, de in april overleden auteur die vooral bekend is vanwege zijn verfilmde boeken ‘The empire of the sun’ en ‘Crash’. Het is door de hond dat deze zin verontrust. Als lezer begrijp je meteen dat de ongebruikelijke gebeurtenissen van een sinistere aard zijn.

Het verhaal speelt zich af in een gloednieuw flatgebouw van veertig verdiepingen. Bovenin woont de elite van de flat, onderin de onderklasse. Terwijl de faciliteiten van het gebouw, zoals airconditioning, liften en vuilstortkokers, het langzaam laten afweten, stort ook de beschaving in. Het begint met vijandige blikken en schermutselingen, maar het geweld neemt steeds extremere vormen aan.

High-Rise volgt drie hoofdpersonen, een filmmaker van de eerste verdieping die zijn weg omhoog vecht, dokter Laing in het midden en de architect helemaal bovenin, die overtuigd is van zijn recht op zeggenschap wat er in zijn gebouw gebeurt. Ballard concentreert zich op de triomfgevoelens die alle drie de mannen hebben bij de anarchie. Het is een beetje de Fight Club mentaliteit: in de destructie voelen ze zich werkelijk man.

Ballards proza is af en toe een beetje taai, maar hij houdt wel de vaart in het verhaal. De grootste handicap van de roman is dat ze overduidelijk een product van de jaren zeventig is. De gewelddadige metafoor van de klassenstrijd die High-Rise is, komt heden ten dage minder vanzelfsprekend voor dan indertijd. De motieven van de drie eenlingen in de chaos zijn duidelijk, maar de ontsporing van het collectief blijft een onbevredigend gegeven.