Terug in Griekenland

1230

Drie uur met de bus uit Palermo naar het zuiden en je bent terug in Griekenland. Een verkruimeld wit amfitheater, rechtstreeks uit de rotsen gehakt, kijkt uit over zee. Een Apollotempel levert strijd tegen de tijd. De tempel van Athene staat nog fier overeind, als integraal onderdeel van de kathedraal. De kerk hier claimt met trots de tweede ter wereld te zijn, na die van Antiochië.

Syracuse was een belangrijke stad in de oudheid, een zelfstandige staat die de pech had precies halverwege Rome en Carthago te liggen. Een intellectueel bolwerk ook, de thuisbasis van Pythagoras, om maar iemand te noemen. Ruïnes is alles wat er rest, behalve dus die Athenetempel, die net als de tempel van Zeus in de grote moskee van Damascus indruk blijft maken door haar standvastigheid: weinigen zien haar nog, maar ze is er wel. Een kerk van 2500 jaar oud, je wordt er toch even stil van als je binnenstapt.

(Iets vergelijkbaars eclectisch is zichtbaar in de Palatijnse kapel van het koninklijke paleis van Palermo, waar Moorse, Byzantijnse en nog weer latere mozaïekmakers een gezamenlijk stempel op gedrukt hebben, totaal verschillende stijlen die elkaar op de een of andere manier toch vinden.)

Voor het overige is Syracuse toch weer Italiaans, met okeren in plaats van witte steegjes, met daarlangs een erewacht van gietijzeren balkons, waaraan men niet, zoals in Napels, zijn was te drogen hangt, met een gelateria op bijna iedere hoek en met pizza altijd binnen handbereik.