De prijs van autosaurussen

1264

De eerste pc die ik ooit van mijn spaarcenten kocht, was een Tulip. Het werd indertijd ontzettend belangrijk gevonden dat Nederland een eigen hardware-industrie zou krijgen. Anders zouden wij namelijk een natie van ‘dozenschuivers’ worden en dat was natuurlijk een inferieur metier. Nou was het schuiven van dozen eigenlijk altijd de core business van Nederland geweest, maar de gedachte dat we dingen moesten maken, liefst in grote hoeveelheden, vond ook ik vanzelfsprekend. Tulip, dat een marginaal betere IBM-kloon op de markt bracht, was dan ook de nationale computertrots.

Inmiddels is Tulip onder allerlei namen diverse keren bijna failliet geweest, en begin september ging het definitief mis. Computers produceerde het al jaren niet meer. Niemand in de westerse computerindustrie gelooft namelijk nog dat het op bulkschaal in elkaar schroeven van apparaten een begerenswaardige bezigheid is. Massaproductie hoort thuis in lagelonenlanden. Ontwerp en design, dat zijn taken voor een economie van dure, hoog opgeleide krachten, en daarnaast de productie van kleine series met innovatieve of ingewikkelde methoden.

Het is dan ook met enige verbazing dat ik de bochten volg waarin westerse regeringen zich momenteel wringen om de massaproductie van auto’s voor hun landen te behouden. Dat is namelijk een gedoemde bedrijfstak. Het gestandaardiseerd in elkaar schroeven van apparaten, ook als het hele grote apparaten zijn, is namelijk niet zo heel erg ingewikkeld. Dat kan veel goedkoper als je het elders doet.

In juli begon de verkoop van de Nano, een compacte stadsauto voor (voorlopig) de Indiase markt. Fabrikant Tata maakt hem voor nog geen 2000 euro per stuk. Op de Nano valt het een en ander aan te merken – het is de vraag of hij Europese crashtests zou doorstaan – maar hij bestaat voor een belangrijk deel uit dezelfde Duitse en Amerikaanse onderdelen waar westerse auto’s van gemaakt worden. Er zitten veel besparingen in het ontwerp, maar zo goedkoop kan hij alleen zijn, omdat hij in India gemaakt wordt. Daar valt op termijn echt niet tegenop te concurreren.

Er zijn natuurlijk allerlei manieren om het finale oordeel uit te stellen. De meest voor de hand liggende is innoveren. Als je steeds betere auto’s verzint, zijn mensen bereid daarvoor meer te betalen en valt het ze niet op dat ze tegelijkertijd veel te hoge assemblagekosten in rekening gebracht krijgen. Voorwaarde is natuurlijk wel dat je die innovaties goed patenteert en weigert ze aan derden in licentie te geven, want dan zou die derde precies hetzelfde veel goedkoper gaan maken. Over een jaar of wat beheerst Tata die innovatietruc ook en is het afgelopen.

De beste manier om de Europese auto-industrie te redden is dan ook het ontkoppelen van r&d, productie en marketing, zoals dat in de computerindustrie gegaan is. Daar vindt het leeuwendeel van de r&d nog altijd in Japan, de Verenigde Staten en Europa plaats, maar is de massaproductie naar China verplaatst, terwijl de marketing weer een westerse aangelegenheid is. De industrie heeft zichzelf over de wereld uitgesmeerd, zodat de beste producten tegen de laagste prijs geleverd kunnen worden.

Wanneer de auto-industrie ook langs deze lijnen gesplitst wordt, kan het verliesgevende onderdeel, de productie, terecht komen waar het hoort, in lagelonenlanden. Dat leidt tot een lagere kostprijs of, als je het anders bekijkt, meer mogelijkheden om voor dezelfde prijs innovatievere producten te leveren. Er is immers nog veel ruimte voor innovatie in de auto-industrie, mede afgedwongen door de klimaatverandering (maar persoonlijk snap ik ook niet waarom er nog altijd een stuurwiel, drie pedalen en een pookje aan te pas moeten komen om het ding de juiste snelheid en richting mee te geven).

Tulip gokte indertijd op het verkeerde deel van de industriële keten en betaalde daar de prijs voor. Nederlands bekendste automobielbedrijf, TomTom, heeft het beter begrepen: het laat zijn massaproductie aan Chinezen over. Dankzij alle elektronica gaan auto’s steeds meer op computers lijken. Het kan geen kwaad als dat ook voor het business model zou gaan gelden. Het zou de innovatiekracht van de auto-industrie als geheel namelijk ten goede komen, wanneer de ballast van te dure productiefaciliteiten overboord gegooid werd. (sync)

Eerder verschenen in De Ingenieur nr 13, 2009.