Literatuur als politiek instrument

1259

Zuid-Afrika, begin jaren tachtig. Een burgeroorlog is uitgebroken doordat zwarten de wapens opnemen, net zoals eerder gebeurd is in Mozambique, Zimbabwe, Namibië en Angola. De blanke Maureen Smales, haar man en drie kinderen zijn door hun bediende July meegenomen naar zijn dorp. Daar zijn ze veilig.

Nobelprijswinnares Nadine Gordimer schreef July’s People in 1981, twee jaar voordat John Coetzee hetzelfde thema zou verkennen in Life and Times of Michael K. Waar Coetzee zich echter concentreert op de fysieke ontberingen die de waardigheid van zijn hoofdpersoon afbreken, richt Gordimer zich op de psychologie.

De verhouding tussen July en de Smales familie wordt op zijn kop gezet – July is van bediende gastheer geworden. Niemand weet zich een houding te geven, behalve de kinderen, die zich snel aanpassen aan de simpele hut. Misverstanden worden spanningen. Maureen beseft steeds meer dat ze, met al haar liberale principes, niet kan omgaan met de sociale omstandigheden die in een nieuw Zuid-Afrika de norm zullen zijn.

Vijfentwintig jaar later is Zuid-Afrika het enige land in de regio waar de machtsoverdracht van blank naar zwart vreedzaam heeft plaatsgevonden. Een idealist als ik hoopt dan dat de nachtmerriescenario’s van Gordimer en Coetzee geholpen hebben het besef te doen groeien dat dit de beste weg was.