De biografie van uranium

Niet militaire maar wetenschappelijke ambities leidden tot de uitvinding van de atoombom, is de centrale stelling van Amir Aczels boek over de geschiedenis van uranium. Hij heeft een punt, maar laat er ook veel liggen.

‘Uranium wars’ presenteert zich als een biografie van het element uranium op aarde. Logisch dus dat het begint met het ontstaan van het zonnestelsel. Dat geeft Amir Aczel, docent wetenschapsgeschiedenis aan Boston University, ook meteen de gelegenheid een en ander over de atomaire samenstelling van het element te vertellen. De menselijke ontdekking van uranium staat op naam van anonieme mijnwerkers in Bohemen, die het identificeerden als een metaal waar je helemaal niks mee kon. Pas in 1781 gaf een lokale apotheker, Martin Klaproth, het element een naam: uranium, naar de zojuist ontdekte planeet Uranus.

Via Mendeleyev, Röntgen en Becquerel belandt Aczel bij Marie Curie. Daar begint het verhaal dat hem werkelijk interesseert: de jacht op de onvermoede krachten in de kern van uranium. Waar andere boeken doorgaans ervoor kiezen ofwel de wetenschappelijke ofwel de politiek-militaire lijn naar de bommen op Japan te volgen, doet Aczel allebei tegelijk. Beide zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden en de wetenschappelijke ambities waren in zeker opzicht leidend.

Voor kernfysica waren dure installaties nodig en grote teams, zo bleek al gauw. Het gevolg was de druk op wetenschappers om te presteren groter werd. De wetenschap had altijd al een competitief element gehad, uiteraard, maar nu werd het groter. Rivaliserende uraniumteams zaten in Parijs (Marie, Irène en Pierre Curie), Rome (Enrico Fermi), Berlijn (Otto Hahn en Lise Meisner). Daarnaast waren er nog andere centra die zich op aspecten van de kernfysica stortten. Het team van Ernest Rutherford in Cambridge was bijvoorbeeld het eerste dat erin slaagde een atoom te splitsen, daarbij ternauwernood een race met Berkeley winnend.

De opkomst van het nazisme sloeg de wetenschappelijke infrastructuur uit elkaar. Een grote exodus uit Europa naar Amerika kwam op gang. Hahn en, belangrijker, Werner Heisenberg bleven echter achter in Duitsland. De gevluchte collega’s konden hun ambities niet inschatten: zouden ze zich in dienst van de nazi’s stellen en de atoomkracht in een bom bundelen? Dat risico konden ze niet nemen. Het was Albert Einstein zelf die president Roosevelt overhaalde om de atoombom te ontwikkelen.

Halfhartig

Toen nazi-Duitsland verslagen was, begonnen de wetenschappers te aarzelen en probeerden de Amerikaanse legerleiding te bewegen af te zien van het gebruik van de bom tegen Japan. De bommen vielen toch. Veel wetenschappers kregen spijt, zelfs een paar van degenen die in Duitsland een halfhartige poging ondernomen hadden. Anderen hadden echter geen spijt. Sommige Duitse geleerden belandden in Rusland en bouwden daar alsnog een bom. Ook in Amerika bleven er genoeg over om de ontwikkeling van steeds krachtiger bommen ter hand te nemen. De Koude Oorlog ging van start – sterker nog, de rol van atoombommen in de periode na de Tweede Wereldoorlog werd al bediscussieerd voordat de eerste überhaupt gebouwd was.

Tot dan toe heeft Aczel een op zich overbekend stuk wetenschapsgeschiedenis op een fraaie manier naverteld, vanuit een originele invalshoek en met de nodige nieuwe details uit archiefonderzoek. Dat hij niet stopt bij de bommen op Hiroshima en Nagasaki is goed, want de politiek-wetenschappelijke lijn valt gewoon door te trekken. Zo gedetailleerd als hij de vorderingen voorafgaand aan de oorlog beschrijft, zo cursorisch behandelt Aczel echter de periode tot de val van de Berlijnse Muur. In een laatste hoofdstuk dat notabene ‘Uranium’s future’ heet, raffelt Aczel nog even kernenergie af, met de ongelukken in Harrisburg en Tsjernobyl, en de gevaren van nucleaire proliferatie.

Zo gaat het boek dat begon met de belofte het huidige nucleaire tijdperk in een historische context te plaatsen, uit als een nachtkaars. Aczel schetst wel de historische achtergrond, maar vergeet de connectie met het heden goed te leggen. Hoe is de nucleaire kennis verder verspreid, wat motiveert Iraanse en Noord-Koreaanse wetenschappers? Het wordt allemaal in een paar zinnetjes afgedaan. De kans om van ‘Uranium wars’ meer te maken dan een hervertelling laat Amir Aczel helaas liggen.

Amir Aczel, ‘Uranium wars’. Macmillan, 2009.