Een wetenschappelijke thriller

1348
De ontmaskering van ‘nano-wonderkind’ Jan Hendrik Schön als fraudeur legde niet alleen een onethisch karakter bloot, maar ook een structurele zwakheid in het wetenschappelijke systeem. Eugenie Samuel Reich vertelt het bijna als een thriller.

Jan Hendrik Schön vond het fijn als hij netjes in de groep paste, op school en later aan de universiteit. Hij was een goede student, die het van hard werken moest hebben. Als jonge onderzoeker aan de Universiteit van Konstanz werd hij geconfronteerd met een verschijnsel waar hij geen raad mee wist: metingen die niet overeenkwamen met de theoretische verwachtingen. De enige oplossing die hij wist te bedenken was het aanpassen van de metingen, zodat ze wel klopten. Hij wist natuurlijk wel dat het niet mocht, maar het kon toch niet anders of er was iets misgegaan met de metingen?

Journaliste Eugenie Samuel Reich is drie jaar lang in de ontrafeling van Schöns fraude gedoken en sprak met meer dan honderd mensen (maar niet met Schön zelf, want die wilde niet). Het resultaat is een boek, ‘Plastic Fantastic’, dat het niet moet hebben van de wat simplistische psychologische typering, maar wel een reconstructie biedt die leest als een thriller.

In zijn dissertatie uit 1997 was Schön nog redelijk open over zijn worsteling met afwijkende datasets. Hij paste trucjes toe om het allemaal kloppend te krijgen. Toen hij daarmee wegkwam, begon het meteen uit de hand te lopen. Het buitenkansje om bij Bell Labs te werken aan organische kristallen voor zonnecellen greep hij aan. De verwachting was dat deze een hoge elektronmobiliteit zouden tonen. Schöns metingen bevestigden dat. Een mooie publicatie in Nature volgde. Schön noteerde meer en meer sensationele doorbraken in de nano-elektronica en werd een van de grootste jonge beloften in de wetenschappelijke wereld.

Schöns behendigheid in het manipuleren van zijn kristallen was zo groot dat niemand erin slaagde zijn experimenten te repliceren. Hij weigerde ook te vertellen hoe hij precies aan zijn resultaten kwam. Sommige collega’s bij Bell Labs begonnen zich daarom zorgen te maken. Een concrete beschuldiging van fraude door onderzoekers bij IBM werd door Nature van tafel geveegd, maar toen anderen met nog meer bewijzen kwamen, moest Nature toegeven dat het genept was. Jan Hendrik Schön viel diep, maar hij had de wetenschappelijke wereld wel vijf jaar lang op het hoogste niveau voor het lapje gehouden.

Hoe is dat toch mogelijk, is de meest relevante vraag die Reich in haar boek stelt. Waarom had het wetenschappelijke systeem, dat zo prat gaat op haar vermogen tot zelfcorrectie, zoveel tijd nodig gehad om een fraudeur te ontmaskeren? Ze biedt twee antwoorden. Ten eerste speelt, ondanks alle meetapparatuur, vertrouwen een grote rol in het wereldje. Een tijdschrift als Nature laat artikelen beoordelen door gerenommeerde vakgenoten, maar tegen valse data staan die machteloos.

Het tweede antwoord ligt in de aard van Schöns fraude. Wat hij rapporteerde was wat mensen verwachtten en daarom graag wilden geloven. Sterker nog, sommige van zijn valse resultaten zijn inmiddels wel degelijk ook op bona fide manier gevonden. Dat is een goede les, maar de kracht van ‘Plastic Fantastic’ ligt in het spannende verhaal van een wetenschapper die steeds verder verstrikt raakt in zijn eigen web van leugens, en uiteindelijk door de mand valt. Hier wordt nog wel eens een film van gemaakt.

Eugenie Samuel Reich, ‘Plastic Fantastic’. MacMillan, 2009.