“Meneer, weet u de bus hier naar het station gaat … Het loopt allemaal anders vanwege het carnaval … O, u bent niet van hier? Waarvandaan wel? … Rotterdam … Daar ben ik geboren. … Ja … In west, aan de Mathenesserweg … Daar is nog gebombardeerd.”
“Zaten we met z’n allen klaar met ons koffertje met kleren en fotoalbums. … Ik heb nog op het stadhuis gewerkt, na de oorlog. … Ik ging over de soldatenmeisjes. … De hoertjes. … Die zaten toen allemaal in kampen, daar moesten we wat mee. … Later heb ik voor het GEB gewerkt … Gemeentelijk Energie Bedrijf was dat.”
“Ik heb een verpleegstersopleiding gevolgd in Schiedam. … Zo ben ik uiteindelijk in Den Bosch beland. … Ik woon hier al heel lang nu. … Mooie stad, Rotterdam. … Kijk, daar komt de bus al.”