Lastige lamp

1673

Ik stond op een krukje, met pijn in mijn nek van het omhoog kijken. Stukjes pleister kleefden in het zweet dat langs mijn gezicht gleed. Tussen mijn lippen klemde ik twee schroeven. In mijn linkerhand had ik een schroevendraaier, in de rechter een lamp – en niet zo maar een lamp, maar een designlamp van Hollandse makelij. Acht vrolijke led-lampjes op flexibele staken die uit een rond sierkapje staken waar de transformator in verstopt zat.

De gebruiksaanwijzing toonde een mannetje dat de lamp vlotjes vastschroefde aan het plafond middels de beugel aan de transformator. Toen ik hem uitpakte, had ik al het gevoel dat er iets niet klopte. De gaatjes in de beugel leken verder uit elkaar te staan dan de twee gaten van de contactdoos in het plafond. Dat bleek te kloppen. Het verschil was vijf millimeter – teveel om de beugel aan de contactdoos vast te kunnen maken. Maar de gaatjes stonden dan wel weer zo dicht op elkaar dat ik niet twee gaten in het plafond kon boren en de beugel over de contactdoos heen monteren (boren in een plafond is sowieso een crime).

Tegen beter weten in had ik het desondanks geprobeerd: misschien dat het met een beetje duwen en trekken tóch zou lukken. Vijf millimeter bleek echter teveel om te wringen en de beugel was niet stijf genoeg om hem met één schroef stevig vast te zetten. Hij bleef natuurlijk wel hangen, maar dat deed hij ook aan de bruine en blauwe elektriciteitsdraad. Ik schroefde de draden los uit het kroontje, zodat de transformator weer los kwam van het plafond.

Geïrriteerd stapte ik van het krukje en rommelde wat in de gereedschapskist. Het nieuwbouwhuis waar ik aan het klussen was, lag enigszins afgelegen, dus ik zou het moeten doen met wat hier in zat. Ik kon twee schroeven in de contactdoos vastmaken, ze met de hamer krom slaan en dan de beugel ertussen vastklemmen. Misschien werkbaar, maar niet echt handig, vooral niet als de lamp en de schroeven ooit nog eens losgemaakt moesten worden.

Er zaten ook nog een paar haakjes met schroefdraad in de doos. Die waren bedoeld voor hout, niet voor beton en ze waren bovendien te klein. Net toen ik het wilde opgeven, viel mijn oog op een stukje metalen ringband, zo eentje die je bij de copyshop door een stapel a4-tjes stanst. Geen idee wat het in de gereedschapskist deed, maar ik rekte het uit en hield een stukje golvend ijzerdraad over van ongeveer twintig centimeter lang.

Terug op het krukje schroefde ik het afdekkapje op de contactdoos, nadat ik eerst het ijzerdraad door twee gaatjes gewurmd had. Vervolgens maakte ik de blauwe en bruine draad weer vast aan de transformator en trok het ijzerdraad door de beugel. Ik draaide de uiteinden in elkaar tot de beugel min of meer stabiel tegen het plafond zat. Sierkapje om de transformator en de lamp hing.

Ik had getriomfeerd over een weerbarstig stukje techniek. Hoera. Maar ik was ook kwaad. Die aansluitpunten in het plafond hebben vaste afmetingen (NEN 1020) en een willekeurige bouwmarktlamp hang je met groot gemak zonder boren aan de contactdoos. Waarom kan dat dan niet met een designlamp van een paar honderd euro? Het was niet de eerste keer dat mij dit met een designlamp overkwam. Misschien word je helemaal niet geacht die te monteren op de plek waar toevallig de draadjes uit het plafond komen. Voor een designlamp zoek je eerste de perfecte plek en daarna ga je je nog eens zorgen maken over de toevoer van elektriciteit. Praktische overwegingen tellen niet als het om design gaat.

Daar ben ik het dus niet mee eens. Design is geen excuus om onpraktische rommel in de markt te zetten, die lak heeft aan de eindgebruiker (die er pas achter komt waarmee hij is opgezadeld, als hij het ding uit de verpakking haalt). Ook als je een duur luxeproduct maakt, dien je gebruiksgemak op het oog te houden.

Eerder verschenen in De Ingenieur nr 14, 2010.